ECLI:NL:RBDHA:2024:3893

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
NL24.5275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris heeft deze niet in behandeling genomen op basis van het argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder zaaknummer NL24.5276.

De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de gemachtigde van eiser niet. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Tijdens de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep, heeft de rechtbank geconstateerd dat eiser op 13 maart 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer met hem heeft kunnen krijgen. Dit leidt tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin wordt benadrukt dat een vreemdeling zijn gemachtigde op de hoogte moet houden van zijn verblijfplaats. Aangezien eiser geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat er geen procesbelang meer bestaat bij het voeren van de procedure. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en wordt er geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5275

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL24.5276.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank laten weten niet te zullen verschijnen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank moet ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep beoordelen.
2.1.
Op 14 maart 2024 heeft de staatssecretaris de rechtbank bericht dat eiser op 13 maart 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. Bij bericht van 18 maart 2024 heeft de gemachtigde van eiser laten weten geen contact meer te hebben met eiser. Eiser is niet verschenen op het laatst geplande gesprek met zijn gemachtigde en de gemachtigde krijgt geen gehoor op het bij hem bekende telefoonnummer.
2.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling blijkt dat van een vreemdeling wordt verwacht dat hij zijn gemachtigde gedurende de gehele procedure op de hoogte houdt van zijn verblijfplaats en steeds in contact blijft met zijn gemachtigde over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. De rechtbank verwijst naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:534 en van 16 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2090.
2.3.
Nu eiser geen contact met zijn gemachtigde heeft onderhouden, stelt hij kennelijk geen prijs meer op een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen procesbelang meer bestaat bij het voeren van de onderhavige procedure. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra - Verbeek, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.