ECLI:NL:RBDHA:2024:3919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren maatregel van bewaring met zicht op uitzetting naar Algerije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, die van Algerijnse nationaliteit is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 januari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 15 maart 2024, die via telehoren werd gehouden, is eiser verschenen vanuit het detentiecentrum in Rotterdam, terwijl zijn gemachtigde en een tolk aanwezig waren in de rechtbank in Groningen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 16 februari 2024 rechtmatig was. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder het gebrek aan zicht op uitzetting en de vermeende vertraging in het lp-traject, verworpen. De rechtbank oordeelt dat er zicht op uitzetting naar Algerije is, mede op basis van cijfers die de staatssecretaris heeft overgelegd. Eiser heeft niet de benodigde medewerking verleend voor zijn uitzetting, wat ook een belangrijke factor in de beoordeling was.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.