ECLI:NL:RBDHA:2024:4004

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL24.1586
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 15 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft vastgesteld over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland op 21 december 2023 een verzoek om terugname bij Duitsland ingediend, dat op 22 december 2023 is aanvaard. Eiser betwist de zorgvuldigheid van het voornemen van de staatssecretaris en stelt dat zijn persoonlijke omstandigheden niet zijn meegenomen in de beoordeling.

De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het voornemen onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het voornemen wordt gezien als een voorbereidingshandeling en niet als een besluit met rechtsgevolgen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende duidelijk heeft uiteengezet waarom Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat alle bezwaren van eiser in de motivering van het bestreden besluit zijn meegenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat hij kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1586

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 15 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 21 december 2023 bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 22 december 2023 op grond van artikel 18, eerste lid en onder c, van de Dublinverordening aanvaard.
Is er sprake van een onzorgvuldig voornemen?
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Eiser persisteert bij het standpunt dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door een niet op de persoon toegespitst maar standaardvoornemen te verzenden. Eiser blijft zich beroepen op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 7 december 2023 [2] . Dat de staatssecretaris hoger beroep heeft ingediend tegen die uitspraak maakt de in die uitspraak getrokken conclusie niet anders en op dit moment heeft de Afdeling nog geen uitspraak gedaan, waaruit blijkt dat deze zittingsplaats een rechtens onjuiste beslissing zou hebben genomen.
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het voornemen van de staatssecretaris onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank overweegt daartoe dat het voornemen een voorbereidingshandeling is en een mededeling van feitelijke aard, die niet is gericht op enig rechtsgevolg. Ook als de verklaringen van eiser niet kenbaar zijn betrokken in het voornemen heeft eiser door middel van het indienen van de zienswijze de gelegenheid om te reageren op het voornemen. De staatssecretaris beoordeelt vervolgens alle argumenten uit het aanmeldgehoor en uit de zienswijze in het bestreden besluit. Volgens de rechtbank is deze handelwijze niet onzorgvuldig. De rechtbank stelt daarbij vast dat de staatssecretaris in het voornemen voldoende duidelijk uiteen heeft gezet op grond van welke redenen Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en ook dat hij geen reden ziet om eisers asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Alle door eiser aangedragen bezwaren in de zienswijze tegen de overdracht zijn kenbaar meegenomen in de motivering van het bestreden besluit. Eiser heeft ook niet toegelicht welke door hem aangedragen omstandigheden niet in de beoordeling zijn meegenomen. Overigens kan het enkele feit dat niet alle verklaringen tijdens het aanmeldgehoor kenbaar zijn betrokken bij een voornemen op zichzelf niet leiden tot vernietiging van een bestreden besluit. De rechtbank verwijst in dat kader naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023. [3]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat eiser mag worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.