ECLI:NL:RBDHA:2024:4061

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
NL24.5421 en NL24.5423
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en de toepassing van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 12 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen. De eisers, afkomstig uit Syrië, hebben in beroep aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening, en dat er bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Roemenië onredelijk maken. De rechtbank heeft de beroepen op 19 maart 2024 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in beginsel kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Roemenië in hun specifieke situatie zijn internationale verplichtingen schendt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de door eisers aangevoerde bijzondere, individuele omstandigheden geen aanleiding vormen om de asielaanvragen zelf in behandeling te nemen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.5420 en NL24.5422

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,geboren op [datum],

V-nummer: [nummer],
mede namens haar minderjarige zoon [naam],
geboren op [datum],
en

[naam], eiseres 2, tezamen eisers,geboren op [datum]V-nummer: [nummer],(gemachtigde: mr. A. de Haan),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van
12 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Deze verzoeken zijn geregistreerd onder zaaknummer NL24.5421 en NL24.5423.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen, samen met de verzoeken, op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van de ingediende aanvragen in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. Uit de door eisers afgelegde verklaringen blijkt dat zij afkomstig zijn uit Syrië en in [datum] naar Libanon zijn vertrokken. In september 2021 zijn eisers vanuit Libanon naar Roemenië gereisd, waar eiseres als kapster heeft gewerkt. Daartoe is in Roemenië aan eiseres een werk-gerelateerd verblijfsdocument verstrekt met een geldigheidsduur van [datum].
4.1.
Eisers hebben Roemenië eind [datum] verlaten en zijn naar Nederland gereisd. Op 6 oktober 2023 hebben eisers een asielaanvraag ingediend.
4.2.
De staatssecretaris heeft op [datum] 2023 de autoriteiten van Roemenië verzocht om de behandeling van de asielaanvragen over te nemen. Op [datum] 2023 zijn de autoriteiten van Roemenië akkoord gegaan met de overname. Dit akkoord ziet blijkens de aanvullende reactie van de Roemeense autoriteiten van [datum] 2023 tevens op de behandeling van de asielaanvraag voor de minderjarige zoon van eiseres. Omdat Roemenië verantwoordelijk is, heeft de staatssecretaris de aanvragen van eisers in de bestreden besluiten niet in behandeling genomen.
Standpunt van eiseres in beroep5. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiseres 2 is in Roemenië op school slachtoffer geweest van aanhoudend pestgedrag en discriminatie. Voorts betogen eisers dat ten aanzien van Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat de opvang in Roemenië te wensen overlaat en er pushbacks plaatsvinden. Hierbij wijzen eisers op een verklaring van KlikAktiv [1] over Roemenië, de kritiek van Vluchtelingenwerk op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) over Roemenië [2] en op twee uitspraken over Roemenië van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht. [3] Tot slot stellen eisers dat de staatssecretaris op grond van artikel 6 van de Dublinverordening het belang van de kinderen voorop had moeten stellen. Voor het welzijn en de sociale ontwikkeling van de kinderen is het noodzakelijk dat eisers een asielprocedure in Nederland kunnen doorlopen.
Beoordelingskader
6. De lidstaten van de Europese Unie hebben in de Dublinverordening gezamenlijke regelgeving vastgesteld over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling wanneer vaststaat dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [4]
6.1.
Uitgangspunt voor de werking van de Dublinverordening is dat lidstaten kunnen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het Europees verdrag voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM), het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Dat is alleen dan anders wanneer kan worden vastgesteld dat een lidstaat een fundamentele systeemfout in de asielprocedure kent en er geen effectieve toegang tot een eerlijke asielprocedure bestaat.
6.2. In artikel 6 van de Dublinverordening zijn waarborgen voor minderjarigen opgenomen. De lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht om bij alle procedures waarin de Dublinverordening voorziet, het belang van het kind voorop te stellen.
6.3.
Op grond van artikel 17 van de Dublinverordening kan een lidstaat afzien van de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat en de asielaanvraag zelf in behandeling nemen, bijvoorbeeld wanneer er concrete aanwijzingen zijn dat de verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
7. De rechtbank stelt voorop, zoals beschreven onder 6.1., dat de staatssecretaris ten opzichte van Roemenië in beginsel kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is voor het overdragen van Dublinclaimanten aan Roemenië ook bevestigd door de ABRvS. [5] De ABRvS heeft in zijn uitspraak de voornoemde verklaring van KlikAktiv ook betrokken [6] en oordeelt dat de enkele omstandigheid dat pushbacks plaatsvinden op zichzelf onvoldoende is voor de conclusie dat Roemenië zich ten aanzien van Dublinclaimanten niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. In het geval van een Dublinclaimant verloopt de terugkeer naar Roemenië immers niet via de buitengrens met Servië (waarvan in de verklaring van KlikAktiv sprake was).
7.1. Voorts is de rechtbank van oordeel dat eisers evenmin aannemelijk hebben gemaakt dat Roemenië in hun specifieke situatie de internationale verplichtingen schendt. De beroepsgrond biedt geen concreet aanknopingspunt voor het oordeel dat Roemenië in de individuele situatie van eisers tekortschiet. De staatssecretaris is in het bestreden besluit en ter zitting ingegaan op de door eisers overgelegde stukken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat uit de stukken niet blijkt dat in Roemenië sprake is van een systeemfout in de asielprocedure of dat Roemenië in het algemeen de internationale verplichtingen niet nakomt. Daarbij zij opgemerkt dat in de casus S.A. zoals die in de verklaring van KlikAktiv wordt beschreven, enkele specifieke omstandigheden aan de orde waren (terugkeerbesluit, overnameovereenkomst met Servië) die in de situatie van eiseres, aan wie in 2022 verblijfsrecht is toegekend door de Roemeense autoriteiten, wezenlijk anders zijn. Bovendien heeft Roemenië met het claimakkoord gegarandeerd dat het verzoek van eisers om internationale bescherming in behandeling wordt genomen.
7.2.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Eisers betogen dat de staatssecretaris vanwege de bijzondere, individuele omstandigheden van de overdracht aan Roemenië had moeten afzien en toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Daarbij had de staatssecretaris gelet op artikel 6 van de Dublinverordening de belangen van de kinderen voorop moeten stellen.
8.1.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening kan de staatssecretaris een asielaanvraag inhoudelijk in behandeling nemen. Volgens paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 doet de staatssecretaris dat in ieder geval als bijzondere, individuele omstandigheden de overdracht onevenredig hard maken. In dat kader kan het belang van de betrokken kinderen, waartoe in artikel 6 van de Dublinverordening waarborgen zijn opgenomen, relevant zijn. Artikel 6, eerste lid, van de Dublinverordening bevat echter geen verplichting voor de staatssecretaris om een asielaanvraag zelf te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. [7] De rechter moet toetsen of de staatssecretaris zich bij zijn belangenafweging voldoende rekenschap heeft gegeven van de gestelde belangen van de kinderen, voor zover aangevoerd. [8]
8.2.
Eisers hebben aangevoerd dat de financiële situatie in Roemenië slecht was, de Roemeense taal moeilijk te leren is, het onderwijs slecht is en eiseres 2 op school werd gepest en gediscrimineerd. Allereerst stelt de rechtbank vast dat de stellingen van eisers niet nader zijn onderbouwd. Tijdens het gehoor heeft eiseres 2 wel naar voren gebracht dat zij op school werd gepest omdat zij de Syrische nationaliteit had. Ter zitting heeft eiseres 2 toegelicht dat zij werd uitgelachen. Voorts blijkt uit de verklaring van eiseres 2 dat zij in Roemenië onderwijs heeft gevolgd (privé school) maar over de gestelde problemen op school met niemand heeft gesproken. Niet weersproken is door de staatssecretaris gesteld dat eisers in Roemenië bij voorkomende problemen ten aanzien van discriminatie hadden kunnen klagen bij de schoolleiding of de daartoe geëigende instanties.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de door eisers gestelde bijzondere, individuele omstandigheden geen aanleiding vormen toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening en dat hij de asielaanvragen daarom in redelijkheid niet aan zich heeft getrokken. De door eisers aangevoerde omstandigheden en belangen van de kinderen zijn door de staatssecretaris voldoende betrokken in zijn besluitvorming. Niet valt in te zien waarom Nederland het aangewezen land is om de asielprocedure te doorlopen. Ook deze beroepsgrond faalt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen in stand blijft. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra - Verbeek, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verklaring van KlikAktiv - Center for Development of Social Policies, ‘Statement, Regarding the case of S.A. from Syria, which was presented in the report "Formalizing pushbacks - The use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian-Romanian Border"’, 13 februari 2023.
2.Het betreft kritiek op de uitspraak van de ABRvS van 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4844, gepubliceerd in Update 2024 nr. 2, jaargang 30, pagina 2 en 3.
3.Uitspraken van 1 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12389 en 16 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20298.
4.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5.Zie de uitspraak van de ABRvS van 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4844 en van 8 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:27.
6.Zie noot 6 van de uitspraak van de ABRvS van 27 december 2023.
7.Zie het arrest van het HvJEU van 23 januari 2019, M.A. e.a., ECLI:EU:C:2019:53, punten 70 tot en met 72.
8.Zie de uitspraak van de ABRvS van 13 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:167.