ECLI:NL:RBDHA:2024:4224
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na beëindiging vrijheidsbeperkende maatregel
Op 26 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij verzoekster, geboren in Nigeria en vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.S. Sewman, een verzoek om proceskostenvergoeding indiende. Dit verzoek volgde op de beëindiging van een vrijheidsbeperkende maatregel die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De staatssecretaris had op 13 februari 2024 besloten om verzoekster per 19 februari 2024 een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, maar deze maatregel was al beëindigd op het moment dat verzoekster op 12 maart 2024 beroep instelde tegen deze maatregel. Op 26 maart 2024 trok verzoekster haar beroep in en vroeg de rechtbank om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat de rechtbank in geval van intrekking van het beroep kan beslissen om het bestuursorgaan in de proceskosten te veroordelen, maar alleen als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank stelde vast dat de vrijheidsbeperkende maatregel al was beëindigd voordat het beroep werd ingesteld, waardoor er geen grond was voor een proceskostenvergoeding. Het verzoek werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier mr. H.A. van der Wal, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de beslissing.