ECLI:NL:RBDHA:2024:4914
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling
In de uitspraak van 13 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, mr. G.P. Loman, het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen in de zaak van verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H.K. Jap A Joe en mr. M. Zuithoff, had op 11 mei 2023 de verblijfsvergunning van verzoeker ingetrokken, wat leidde tot het indienen van beroep door verzoeker. Tijdens de zitting op 24 januari 2024 is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze niet meer nodig was, gezien de uitspraak in de bodemzaak (zaaknummer AWB 23/6098).
De voorzieningenrechter heeft echter wel de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 875,-. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij 1 punt is toegekend voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor van 1 is toegepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.