Overwegingen
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Vietnamese nationaliteit te hebben.
Het bestreden besluit 1 (terugkeerbesluit en inreisverbod)
2. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen beroepsgronden heeft aangevoerd tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod. Vaststaat dat eiseres sinds de intrekking van haar asielaanvraag geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, zodat zij Nederland uit eigen beweging dient te verlaten.Verweerder heeft eiseres in kennis gesteld van deze verplichting en tegen haar een terugkeerbesluit uitgevaardigd.Verweerder heeft het risico op onttrekking voldoende gemotiveerd en op grond hiervan een vertrektermijn aan eiseres kunnen onthouden.Ten slotte heeft verweerder niet hoeven afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod. Het beroep tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod is dan ook ongegrond.
Het bestreden besluit 2 (de maatregel van bewaring)
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Verweerder heeft als zware grondenvermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit;
3i. heeft te kennen gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
en als lichte grondenvermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan één of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiseres heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
Bevoegdheid ambtenaar maatregel van bewaring
5. Eiseres stelt dat niet is gebleken dat de maatregel is opgelegd door een bevoegd ambtenaar zoals bedoeld in artikel 5.3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Vv). Niet iedere medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst is volgens eiseres bevoegd om een maatregel van bewaring op te leggen.
6. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel door een bevoegd ambtenaar is opgelegd. De rechtbank stelt vast dat de maatregel is ondertekend door [Naam 2]. Boven de handtekening staat: “De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, de bevoegde ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),”. Verder volgt uit artikel 5.3, eerste lid, laatste volzin, van het Vv dat een daartoe door de Minister aangewezen ambtenaar van de IND een dergelijke maatregel kan opleggen. Ten aanzien van de verder niet door eiseres onderbouwde stelling dat niet iedere ambtenaar van de IND bevoegd is om een maatregel op te leggen, ziet de rechtbank geen aanleiding om in dit geval aan de bevoegdheid van de desbetreffende ambtenaar te twijfelen. De beroepsgrond faalt.
Uitreiking van de maatregel
7. Eiseres voert aan dat de maatregel niet is uitgereikt in overeenstemming met artikel 5.3, eerste lid, laatste zin, van het Vb.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet heeft voldaan aan alle formele vereisten van artikel 5.3, eerste lid, van het Vb. Eiseres is namelijk niet schriftelijk, in een taal die zij verstaat, op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring en van de mogelijkheid om tegen de maatregel van bewaring beroep in te stellen, waarbij zij recht heeft op gratis rechtsbijstand. Er is daarom sprake van een gebrek.
9. De rechtbank is echter van oordeel dat dit gebrek niet maakt dat de daaropvolgende bewaring onrechtmatig is, nu de ernst van het gebrek niet opweegt tegen de belangen die met de bewaring zijn gediend. Aan eiseres is immers op initiatief van verweerder een advocaat toegekend die de maatregel van bewaring op enig moment heeft ontvangen en daartegen vervolgens namens eiseres beroep heeft ingesteld. Hoewel deze informatie niet tijdens de uitreiking van de maatregel van bewaring schriftelijk en in een voor haar begrijpelijke taal aan eiseres kenbaar is gemaakt, heeft eiseres ook zonder deze mededeling gebruik kunnen maken van de haar toekomende rechtsbescherming. Daarbij is het van belang om op te merken dat uit de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden en de daarbij gegeven motivering een risico op onttrekking aan het toezicht volgt.Tot slot wordt ook in aanmerking genomen dat eiseres eerder, op 5 december 2023, een maatregel opgelegd heeft gekregen en zij hiertegen beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. In de huidige maatregel worden dezelfde gronden met dezelfde motivering gehanteerd als in de maatregel van 5 december 2023.
10. Eiseres voert aan dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt. Eiseres is namelijk op 5 december 2023 op het kadeterrein in Hoek van Holland gelijktijdig staandegehouden met een grote groep vreemdelingen die allen de Vietnamese nationaliteit hebben. In twee andere zakenis het eiseres bekend dat de maatregel na een belangenafweging door verweerder is opgeheven. Eiseres stelt dat haar situatie vergelijkbaar is met die zaken. Verweerder had daarom de maatregel in haar geval ook moeten opheffen.
11. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de maatregelen in de zaken waar eiseres naar verwijst zijn opgeheven op basis van een, achteraf gezien, onjuiste veronderstelling van verweerder. Volgens verweerder werd in die zaken verondersteld dat de kans van slagen van een LP-aanvraag bij de Vietnamese autoriteiten dermate klein was, dat om die reden een opheffing van de maatregel was aangewezen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat na de opheffing van de maatregelen en ter voorbereiding op deze zitting, onderzoek is gedaan naar de slagingskans van een LP-aanvraag bij de Vietnamese autoriteiten. Vervolgens is gebleken dat LP’s met regelmaat worden afgegeven door de Vietnamese autoriteiten. Verweerder stelt dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen, nu verweerder in de aangehaalde zaken een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt en hij niet gehouden is om eerder gemaakte fouten voort te zetten in andere zaken.
12. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat het gelijkheidsbeginsel niet zover strekt dat een eenmaal gemaakte fout dient te worden herhaald.De rechtbank ziet geen concrete aanknopingspunten om de toelichting die verweerder ter zitting heeft gegeven over de uitgevoerde belangenafweging in de door eiseres aangehaalde zaken in twijfel te trekken. In dat verband heeft verweerder ter zitting met het noemen van concrete aantallen over recente jaren voldoende toegelicht dat LP’s met regelmaat worden verstrekt door de Vietnamese autoriteiten. Ten aanzien van Vietnam is dus zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn aanwezig. Ook heeft verweerder in het geval van eiseres terecht een maatregel heeft opgelegd, nu het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Op basis van het bovenstaande is verweerder niet gehouden om de aan eiseres opgelegde maatregel op te heffen.
Ondertekening terugkeerbesluit en inreisverbod
13. In het kader van de ambtshalve toetsing van de maatregel stelt de rechtbank vast dat het voor de maatregel vereiste terugkeerbesluit niet is ondertekend. Het ontbreken van een ondertekening leidt tot een gebrek in het besluit. De rechtbank ziet aanleiding om het ontbreken van de ondertekening met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren. De ondertekening van een terugkeerbesluit is namelijk geen wettelijk vereiste.Daarnaast heeft eiseres niet gesteld en onderbouwd door het gebrek te zijn benadeeld. Verder is niet gebleken dat verweerder zonder het gebrek een andersluidend besluit zou hebben genomen. Eiseres is daarom niet door het gebrek in haar belangen geschaad.
14. Verder leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
15. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
16. Gelet op wat is overwogen in rechtsoverweging 13 bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).