ECLI:NL:RBDHA:2024:5482

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
NL24.4004
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ambtshalve beoordeling uitstel van vertrek in vreemdelingenzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) beoordeeld. Eiseres, die op 15 september 2021 een asielaanvraag indiende, kreeg voorlopig uitstel van vertrek van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar dit werd uiteindelijk afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 2 april 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig zijn.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het bezwaar van eiseres terecht ongegrond heeft verklaard. De rechtbank baseert haar oordeel op het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), dat de medische situatie van eiseres beoordeelt. Eiseres lijdt aan sclerodermie, osteoporose, fibromyalgie en knieklachten, maar het BMA concludeert dat er geen medische noodsituatie te verwachten is binnen een termijn van 3 tot 6 maanden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op basis van het BMA-advies op zorgvuldige wijze heeft vergewist van de medische situatie van eiseres.

Eiseres heeft ook bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris, maar de rechtbank oordeelt dat de nieuwe medische informatie die eiseres heeft ingediend, geen concrete aanknopingspunten biedt voor twijfel aan het BMA-advies. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af en stelt dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4004

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
1.1.
Eiseres heeft op 15 september 2021 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is afgewezen als ongegrond. De staatssecretaris heeft eiseres bij datzelfde besluit voorlopig uitstel van vertrek verleend voor een periode van maximaal zes maanden (1 juni 2023 tot 1 december 2023), in afwachting van de beslissing op de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw. Voor die beoordeling heeft de staatssecretaris het Bureau Medische Advisering (BMA) ingeschakeld om nader onderzoek te doen en een medisch advies op te stellen. De staatssecretaris heeft de toepassing van artikel 64 van de Vw met het besluit van 18 september 2023 afgewezen.
1.2.
Het ingediende verzoek om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar is bij uitspraak van 16 november 2023 afgewezen.
1.3.
Met het bestreden besluit van 2 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de toepassing van artikel 64 van de Vw gebleven en heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaring van het bezwaar van eiseres gericht tegen de afwijzing van de toepassing van uitstel van vertrek ingevolge artikel 64 van de Vw. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1
Op 15 september 2023 heeft het BMA advies uitgebracht. Uit dit advies blijkt dat eiseres bekend is met een Sclerodermie (een reumatologische aandoening waarbij het bindweefsel van huid en organen stugger wordt). Bij eiseres bevindt de aandoening zich in een beginstadium en zijn er geen interne organen betrokken. Eiseres heeft thans klachten aan de nagelriemen. Daarbij is eiseres bekend met osteoporose (botontkalking), hetgeen mede veroorzaakt is door sclerodermie en de jarenlange medicamenteuze behandelingen in het verleden. Er is geen sprake van recente fracturen (botbreuken) of wervelinzakkingen. Eiseres is bekend met Fibromyalgie (een functionele aandoening die gepaard gaat met chronische vermoeidheid en pijnklachten aan spieren en peesaanhechtingen). Differentiaal diagnostisch wordt er gedacht aan een chronisch pijnsyndroom.. Tevens is eiseres bekend met knieklachten, mede als gevolg van artrose, knieletsel in het verleden en infecties in de knieën in het verleden. Uit het huisartsjournaal blijkt voorts dat eiseres regelmatig ventilerende gesprekken heeft met de POH-GGZ. Dit betreft met name haar sociale situatie die veel spanningen met zich meebrengt. Uit de stukken blijkt niet dat eiseres gediagnosticeerd is met een mentale aandoening. Verder is er sprake van urine-incontinentie die mede veroorzaakt is door een verwijdering van de baarmoeder in het verleden. Zij gebruikt hiervoor incontinentiemateriaal. Bij het uitblijven van de controles voor sclerodermie zou eventuele langzame systemische ziekteprogressie onopgemerkt blijven waardoor er schade zou kunnen ontstaan aan interne organen zonder dat eiseres daar iets van merkt. Adequate behandeling zal dan te laat starten. Vooralsnog verkeert de aandoening al langere tijd in een beginstadium. Indien de controles en medicamenteuze behandeling voor de osteoporose niet gecontinueerd worden dan zal de botdichtheid verder afnemen, waardoor het risico op botbreuken en wervelinzakkingsfracturen groter zal worden. Aangezien de medische voorgeschiedenis van eiseres geen recente fracturen vermeldt, wordt dit risico op de korte termijn niet sterk verhoogd ingeschat. Eiseres staat onder behandeling van medisch specialisten, namelijk de internist en de reumatoloog. Tevens vindt er eerstelijns behandeling plaats door de huisarts en de fysiotherapeut, en zijn er contacten geweest met de POH-GGZ. Er heeft diagnostiek plaatsgevonden voor de sclerodermie; thans vindt er geen behandeling plaats hiervoor. Aangezien het een chronische systeemaandoening betreft, zal eiseres wel blijvend onder controle moeten blijven bij de reumatoloog. Wat betreft de osteoporose, vinden er controles plaats door de internist door middel van bloedonderzoek en periodieke botscans. Eiseres wordt hiervoor medicamenteus behandeld. Deze behandeling is van blijvende aard. Voor de fibromyalgie en de knieklachten is eiseres onder behandeling bij de fysiotherapeut en de huisarts. Deze behandeling is in principe van tijdelijke aard. In principe zijn de contacten met de POH-GGZ van tijdelijke aard. Er wordt geen melding gemaakt van een doorverwijzing naar tweedelijnszorg. Het doel is vooral dat eiseres om kan gaan met haar sociale situatie. De huidige medicatie bestaat uit Colecalciferol (suppletie vitamine D in verband met botontkalking). De fysiotherapeut geeft aan dat de prognose wat betreft de behandelfrequentie lastig aan te geven is; dit zal mede afhangen van de huisarts of specialist. De huisarts heeft tijdelijk pijnstillende medicatie voorgeschreven voor de knieklachten. Uit de informatie blijkt niet dat eiseres nog onder behandeling van een orthopeed.
5.2
Op de vraag of gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de genoemde behandeling(en) leiden tot een medische noodsituatie binnen een indicatieve termijn van 3 tot 6 maanden heeft het BMA geantwoord dat er geen medische noodsituatie binnen deze termijn wordt verwacht.
6.1
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 september 2023 en dit bezwaar aangevuld met medische informatie uit een bericht van 5 oktober 2023 van longgeneeskunde Antonius ziekenhuis Sneek en een bericht van 21 september 2023 zijnde een uitnodiging voor een MRI en een afspraak op 11 november 2023.
6.2
Eiseres heeft tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 16 november 2023 het volgende - voorzover hier van belang - overwogen:
7. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de verzochte voorziening te treffen. Anders dan door verzoekster is gesteld ziet de voorzieningenrechter geen reden om te oordelen dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de stelling van verzoekster dat de beschadigingen aan haar knie steeds ernstiger zijn geworden en de verklaringen van de polikliniek longgeneeskunde van 5 oktober 2023, die dateren van na het BMA advies, geen concrete aanknopingspunten bieden voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het BMA-advies. Uit de brief van de longarts blijkt niet dat verzoekster thans wel wordt behandeld voor sclerodermie.De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] is een advies van het BMA een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Indien en voor zover de staatssecretaris een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt en de desbetreffende vreemdeling geen contra-expertise overlegt, strekt de door de rechtbank te verrichten toetsing niet verder dan dat zij naar aanleiding van een aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of de staatssecretaris zich op grond van artikel 3:2 [link verwijderd] van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan heeft vergewist dat het BMA-advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is.
8. Voorzover eiseres zich op het standpunt stelt dat zij met de ingebrachte berichten, zie 6.1, een contra-expertise heeft overgelegd volgt de rechtbank dit betoog niet. De nieuwe medische informatie van de behandelaars van eiseres bevat geen bevestiging die haar stelling dat er bij het uitblijven van behandeling wel een medische noodsituatie zal ontstaan, onderbouwen. Het BMA heeft de verschillende aandoeningen van eiseres reeds beoordeeld in relatie tot de medische noodsituatie. Uit de berichten blijkt niet dat het BMA niet op de hoogte is van relevante informatie met betrekking tot het gegeven advies. De staatssecretaris heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. Uit de berichten volgt ook niet dat de medisch behandelaars met hun informatie de inhoud van het BMA-advies concreet en beargumenteerd weerleggen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er daarom geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het BMA-advies, zodat de staatssecretaris het BMA-advies - zonder de berichten te hoeven voorleggen aan het BMA - aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
9. Het beroep van eiseres op schending van de hoorplicht slaagt niet. Met toepassing van artikel 7:3 van de Awb kan de staatssecretaris van het horen slechts afzien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in de gronden van bezwaar geen aanleiding hoeven zien voor de conclusie dat een hoorzitting tot een ander standpunt zou kunnen leiden.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL24.4007