In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om een proceskostenvergoeding toe te kennen na een gegrond verklaard bezwaar. Eiseres had op 25 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verantwoordingsvrij bedrag van € 250,- uit het Wmo-budget, welke aanvankelijk werd afgewezen. Na een wijziging van het besluit op 2 mei 2023, werd het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, maar de SVB weigerde de proceskosten te vergoeden, stellende dat de onrechtmatigheid van het primaire besluit niet aan hen te wijten was.
De rechtbank heeft de zaak op 26 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de SVB, ondanks dat zij afhankelijk was van informatie van de gemeente, verantwoordelijk blijft voor de juistheid van de gegevens die zij gebruikt voor haar besluiten. De rechtbank concludeert dat de onrechtmatigheid van het besluit niet aan eiseres te wijten is en dat de SVB in dit geval wel degelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep gegrond is, vernietigt het bestreden besluit en kent eiseres een proceskostenvergoeding toe van € 624,- voor de bezwaarfase en € 875,- voor de beroepsfase. De SVB wordt veroordeeld tot betaling van deze vergoedingen en het griffierecht van € 50,- aan eiseres.