ECLI:NL:RBDHA:2024:5701
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding
Op 25 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 8 maart 2024 rechtmatig was. Bij de beoordeling van het voortduren van de maatregel is alleen de periode na deze datum van belang. Eiser stelt dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting en dat er geen zicht op uitzetting is. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt, gezien de voortgangsrapportage en de gesprekken die zijn gevoerd.
De rechtbank concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn om te veronderstellen dat Marokko geen laissez passer zal afgeven en dat eiser niet actief meewerkt aan zijn terugkeer. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.