ECLI:NL:RBDHA:2024:5886
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake asielaanvraag en divergentie over rechtsgeldigheid WBV 2022/22
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had op 22 januari 2023 een asielaanvraag ingediend en had op 5 september 2023 beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat de beslistermijn nog niet was verstreken en de ingebrekestelling te vroeg was verzonden. De opposant heeft vervolgens verzet ingesteld tegen deze uitspraak, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord.
De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank stelde vast dat er geen twijfel bestond over de kennelijkheid van het oordeel in de beroepszaak, ondanks de argumenten van de opposant over divergentie in jurisprudentie en de nog niet beantwoorde prejudiciële vragen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak gebaseerd was op eerdere uitspraken die de argumenten van de opposant al hadden behandeld. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde argumenten geen aanleiding gaven om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar gemaakt en geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.