ECLI:NL:RBDHA:2024:5886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
NL23.22877
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake asielaanvraag en divergentie over rechtsgeldigheid WBV 2022/22

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had op 22 januari 2023 een asielaanvraag ingediend en had op 5 september 2023 beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat de beslistermijn nog niet was verstreken en de ingebrekestelling te vroeg was verzonden. De opposant heeft vervolgens verzet ingesteld tegen deze uitspraak, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord.

De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank stelde vast dat er geen twijfel bestond over de kennelijkheid van het oordeel in de beroepszaak, ondanks de argumenten van de opposant over divergentie in jurisprudentie en de nog niet beantwoorde prejudiciële vragen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak gebaseerd was op eerdere uitspraken die de argumenten van de opposant al hadden behandeld. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde argumenten geen aanleiding gaven om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar gemaakt en geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22877 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[Naam], opposant

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S. Thelosen).

Procesverloop

Opposant heeft tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 22 januari 2023 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 5 september 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht omdat de beslistermijn nog niet verlopen was en de ingebrekestelling daarom te vroeg was verzonden.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of de bestuursrechter terecht tot zijn kennelijke oordeel heeft kunnen komen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een behandeling op zitting in beroep ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de kennelijke uitkomst. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat er divergentie bestaat tussen de verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank over de geldigheid van WBV 2022/22, [1] en dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) daarover nog geen uitspraak heeft gedaan. Bovendien heeft de Afdeling besloten om prejudiciële vragen te stellen over de rechtsgeldigheid van de WBV 2022/22. In deze omstandigheid kan volgens opposant niet worden gezegd dat het buiten iedere twijfel is dat de aangevallen uitspraak rechtens juist is.
4. De rechtbank oordeelt als volgt. Dat er sprake is van divergerende jurisprudentie en prejudiciële vragen zijn gesteld over de wijze van besluitvorming leidt niet tot twijfel aan de kennelijkheid van het oordeel in beroep. De uitspraak in beroep is gebaseerd op uitspraken van 21 maart 2023. [2] Daarin is al ingegaan op de argumenten die nu in verzet zijn aangevoerd. Dat sprake is van divergerende rechtspraak is als zodanig geen reden dat de rechtbank niet tot een kennelijk oordeel kan komen. De aanhangige prejudiciële vragen over de verlengde beslistermijn zouden in beroep niet tot een andersluidende uitspraak hebben geleid. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft deze vragen namelijk nog niet beantwoord.
5. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 5 september 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.