ECLI:NL:RBDHA:2024:5890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
NL23.15859
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Armeense nationaliteit met betrekking tot veilig land van herkomst en belangen van het kind

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 17 april 2024, wordt het beroep van eisers, een Armeense moeder en haar minderjarige zoon, tegen de afwijzing van hun asielaanvraag beoordeeld. Eisers hebben op 27 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 mei 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 29 februari 2024 en concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het kind, wat leidt tot een motiveringsgebrek in het bestreden besluit.

Eiseres stelt dat zij en haar zoon bij terugkeer naar Armenië te maken zullen krijgen met discriminatie en geweld, vooral gezien haar relatie met een Turkse man. De staatssecretaris betwist dit en stelt dat Armenië als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangen van de minderjarige zoon niet zijn meegewogen in de beslissing. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de staatssecretaris in een aanvullend besluit alsnog voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag van eisers terecht is afgewezen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres en haar zoon terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, maar dat er een proceskostenvergoeding van € 1.750,- aan eiseres moet worden toegekend. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van minderjarigen in asielprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15859

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

mede namens haar minderjarige zoon
[zoon eiseres ], v-nummer: [nummer]
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing hun asielaanvraag. Eisers stellen van Armeense nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1976 en [geboortedatum] 2016. Zij hebben op 27 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 30 mei 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024, samen met de zaak NL23.15860, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft een Turkse man en een zoontje uit deze relatie. In 2021 zijn er meerdere incidenten geweest waarbij eiseres is uitgescholden en bekogeld met stenen en waarbij haar zoontje is uitgescholden en bespuugd. Daarnaast is haar voordeur beklad en haar deurmat in brand gestoken. Ook is er een incident geweest waarbij eiseres door een man op straat is uitgescholden en er een sigaret naar haar is gegooid die bij haar in het gezicht terecht kwam. Eiseres vreest bij terugkeer naar Armenië voor haar eigen leven en voor het leven van haar zoontje.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verklaringen over de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn. Dit geldt ook voor de verklaringen over discriminatie door de samenleving in Armenië. Eiseres is echter afkomstig uit Armenië dat als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Armenië. Daarnaast heeft eiseres ook niet aannemelijk gemaakt dat zij geen bescherming kan krijgen van de Armeense autoriteiten. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Kan de herbeoordeling van Armenië als veilig land van herkomst in stand blijven?
6. Eiseres beroept zich op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen van 15 februari 2024 [1] waarin is geoordeeld dat de regeling van 27 maart 2020 waarin Armenië als veilig land van herkomst is aangewezen, inclusief de herbeoordeling van 26 april 2022 niet voldoet aan de wettelijke vereisten. In de herbeoordeling is namelijk niet het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanboel) betrokken. De herbeoordeling is daardoor onverbindend.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat de beoordeling of een land een veilig land van herkomst is gebaseerd dient te zijn op een reeks informatiebronnen, waaronder de Raad van Europa. [2] Uit de bijlage bij de herbeoordeling van Armenië als veilig land van herkomst blijkt dat de Raad van Europa als bron is gebruikt. [3] Daarnaast zijn ook alle onderwerpen die bij een herbeoordeling aan bod dienen te komen nagelopen in de herbeoordeling. [4] Zo zijn de rechtstoestand in Armenië, de algemene politieke omstandigheden en de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel aan bod gekomen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de herbeoordeling van Armenië als veilig land van herkomst voldoet aan de wettelijke vereisten en dat deze in stand kan blijven.
Heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat Armenië voor haar geen veilig land van herkomst is?
7. Eiseres betoogt dat uit de eerdergenoemde herbeoordeling volgt dat op individuele basis geoordeeld kan worden dat de behandeling van een asielverzoek in spoor 4 in plaats van spoor 2 aangewezen is. Eiseres is van mening dat dit het geval is, vanwege haar bijzondere individuele situatie. Zij heeft namelijk een relatie gehad met een etnische Turk en uit deze relatie is ook een zoon voortgekomen. Door het conflict rondom Nagorno Karabach worden Turken en Azerbeidzjanen in Armenië over één kam geschoren en gediscrimineerd. Daarnaast zijn beide bevolkingsgroepen niet veilig in Armenië en zij worden niet beschermd. In Armenië wonen geen Turken meer en dit zegt genoeg over de positie van Turken in dat land. In het meest recente ambtsbericht over Armenië is niet vermeld hoeveel etnische Turken er nu nog aanwezig zijn in Armenië. Uit het algemeen ambtsbericht over de situatie in Armenië van 23 januari 2009 blijkt dat er in het geheel geen etnische Turken in Armenië wonen. Dit zegt genoeg over de positie van Turken in dat land. Verder blijkt uit de ambtsberichten van 2012 [5] en 2016 [6] dat de relatie tussen Armenië en Turkije gespannen is. De staatssecretaris heeft dit onvoldoende onderkend.
Daarnaast betoogt eiseres dat zij geen effectieve bescherming kan krijgen van de Armeense autoriteiten. Het heeft geen zin om een klacht in te dienen of aangifte te doen. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar meerdere bronnen waaruit volgens haar volgt dat de politie geen effectieve bescherming biedt. [7] Gezien de relatie van Armenië en Turkije is het illusoir om ook daadwerkelijk beschermd te kunnen worden tegen de bejegening van haar landgenoten. Eiseres verwijst ter onderbouwing naar een artikel waarin de verhouding tussen Turkije en Armenië is beschreven. [8] Ook is uit de door de staatssecretaris gebruikte bronnen gebleken dat er voor een andere gemarginaliseerde groep, te weten lhbti’ers geen bescherming is. Verder heeft de Commissaris voor Mensenrechten zich bezorgd getoond over de strafrechtelijke vervolging die is ingesteld tegen [naam] . Hij is aangeklaagd wegens het aanzetten tot haat, nadat hij kritiek had geleverd op de mensenrechtensituatie van een eveneens gemarginaliseerde groep, te weten de Yezidi. In onderhavige zaak is een individueel ambtsbericht door de Minister van Buitenlandse Zaken geïndiceerd, aldus eisers.
7.1.
Volgens artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 wordt bij de beoordeling van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd mede betrokken de omstandigheden dat de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn. In artikel 3.105ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) en artikel 3.37f van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000) zijn de vereisten neergelegd om een land aan te wijzen als veilig land van herkomst. De als veilige landen van herkomst aangewezen landen zijn opgenomen in bijlage 13 bij het VV 2000.
7.2.
Eiseres is afkomstig uit Armenië, dat als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet betwist dat dit land formeel gezien een veilig land van herkomst is in de zin van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dit betekent dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat Armenië in haar specifieke omstandigheden toch niet veilig is en dat het voor haar niet mogelijk is om bescherming te krijgen van de autoriteiten in Armenië. [9]
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk gemaakt heeft dat zij behoort tot een risicogroep, waardoor Armenië voor haar geen veilig land van herkomst is. Niet is gebleken dat etnische Turken in Armenië op grote schaal gediscrimineerd worden. Uit de door eiser naar voren gebrachte documenten blijkt dat de verhouding tussen Turkije en Armenië gespannen is naar aanleiding van het conflict rondom Nagorno Karabach. Echter blijkt nergens uit de door eiser aangehaalde informatie dat deze oorlog effect heeft op de positie van Turken in Armenië. Dat Turken vertrokken zijn uit Armenië of dat er weinig Turken gevestigd zijn kan allerlei oorzaken hebben. Dat dit zo is vanwege grootschalige discriminatie jegens deze bevolkingsgroep is een aanname die niet met stukken onderbouwd is door eiseres. De rechtbank is het met de staatssecretaris eens dat de door eiseres aangehaalde artikelen over atleten die geen bescherming konden krijgen hier niet aan af doen, aangezien het in die artikelen gaat over één incident met mensen van Azerbeidzjaanse afkomst op een publiek evenement, namelijk het Europees kampioenschap gewichtheffen, en hierin niks gezegd wordt over mensen met een Turkse afkomst. Dat Azerbeidzjanen en Turken over één kam geschoren worden is ook een aanname van eiseres, die niet met stukken is onderbouwd en welke aanname door de staatssecretaris wordt betwist. Ook is de rechtbank van oordeel dat uit de door eiseres aangehaalde landeninformatie en het artikel van Freedomhouse niet valt af te leiden dat etnische Turken op grote schaal gediscrimineerd worden en dat hiertegen geen bescherming mogelijk is, nu deze documenten gaan over personen uit de LHBTIQ+ gemeenschap waar eiseres niet onder valt. Haar eigen ervaringen leiden ook niet tot de conclusie dat Armenië voor haar geen veilig land van herkomst is, te meer omdat zij niet geprobeerd heeft om bescherming te krijgen. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiseres niet is gebleken dat zij naar de Armeense politie is gegaan voor bescherming, met uitzondering van één keer na het laatste incident. De politie zou haar aangifte niet in behandeling hebben genomen. De staatssecretaris gaat er terecht van uit dat van eisers verwacht mag worden dat zij een klacht indient tegen de politie in Armenië indien zij van mening is dat de politie haar niet wil helpen. Eiseres heeft verklaard dat zij dit bewust niet heeft gedaan. De stelling dat zij na de reactie van de politie dacht dat dit geen zin meer had doet er niet aan af dat dit wel van haar verwacht mocht worden. Eiseres heeft daarnaast onvoldoende aanknopingspunten naar voren gebracht waardoor een onderzoek door de staatssecretaris geïndiceerd zou zijn. Het betoog slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris voldoende rekening gehouden met de belangen van de minderjarig zoon van eiseres?
8. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris in de beschikking niet is ingegaan op het gegeven dat haar zoon een kind is en dat niet kenbaar is gemaakt op welke wijze rekening is gehouden met de belangen van het kind. Dit is in strijd met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (het IVRK). De staatssecretaris is ten onrechte niet ingegaan op hetgeen zij hierover naar voren heeft gebracht in de zienswijze. Daarnaast heeft eiseres op de zitting aangevoerd dat de staatssecretaris had moeten meewegen dat haar zoon bij terugkeer naar Armenië weer slachtoffer zal worden van discriminatie.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in het bestreden besluit niet is ingegaan op hetgeen eiseres heeft aangevoerd over de belangen van haar zoon. Er is dus sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit gebrek niet worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en zal hierna dan ook beoordelen of de rechtsgevolgen van dit besluit in stand kunnen blijven.
8.2.
De staatssecretaris is in het verweerschrift van 28 februari 2024 ingegaan op de belangen van het kind.
“Ten aanzien van het belang van het kind merkt verweerder op dat [zoon eiseres ] samen met [eiseres] , zijn biologische moeder die altijd voor hem heeft gezorgd, terug kan keren naar Armenië, waar hij is geboren en getogen. De oma van [zoon eiseres ] woont ook in Armenië, zo blijkt uit de stukken. Het is in het belang van [zoon eiseres ] dat hij verblijft in het land waar hij de sterkste banden mee heeft. In dit geval is dat Armenië, omdat hij er is geboren en is opgegroeid, omdat hij de taal spreekt en omdat zijn familie in Armenië woont.
Bovendien is Armenië zowel voor [zoon eiseres ] als voor zijn moeder een veilig land van herkomst. Verder blijkt uit het medisch onderzoek van het BMA dat de medische klachten van [zoon eiseres ] zich niet tegen terugkeer naar Armenië verzetten.”
Gelet hierop stelt verweerder zich op het standpunt dat de belangen van het kind geen afbreuk doen aan de juistheid van het bestreden besluit.
Eisers reageert hier ter zitting op, door te stellen dat onvoldoende rekening is gehouden met hetgeen de jongen in Armenië heeft meegemaakt en dat het duidelijk is dat discriminerende opmerkingen iets met een kind doen. Verweerder voert in reactie hierop aan dat nergens uit blijkt dat de jongen iets heeft overgehouden aan hetgeen hij in Armenië aan discriminatie heeft meegemaakt. Er zijn geen verklaringen over van een deskundige. Dit is alleen een stelling die ter zitting wordt gedaan. Gelet hierop stelt verweerder zich op het standpunt dat de belangen van het kind geen afbreuk doen aan de juistheid van het bestreden besluit.
8.3
Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, met de aanvullende motivering voldoende ingegaan op de belangen van het kind. De door eiseres genoemde belangen zijn gewogen en de staatssecretaris is niet ten onrechte tot de conclusie gekomen dat de belangen van het kind geen afbreuk doen aan de juistheid van het besluit. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
Kon de staatssecretaris oordelen dat het traumabeleid op eiseres niet van toepassing is?
9. Eiseres betoogt dat het traumabeleid in onderhavige zaak van toepassing is, omdat sprake is van daden gepleegd door een groepering waartegen de overheid geen bescherming kan bieden. De politie die bescherming zou moeten bieden, heeft eiseres namelijk gewaarschuwd dat zij niet anders kon verwachten dan de door haar ondervonden bedreigingen en dat deze problemen ook zouden aanhouden. Dit vanwege haar relatie met een Turk en haar kind uit deze relatie.
9.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat het traumabeleid niet op eiseres van toepassing is. In de Vreemdelingencirculaire 2000 [10] is onder meer beschreven dat het beleid uitsluitend van toepassing is op daden die zijn veroorzaakt door de autoriteiten van het land van herkomst, door politieke of militanten groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan of door groeperingen waartegen de overheid niet in staat is of niet willens is bescherming te bieden. Dit is in onderhavige zaak niet aan de orde.
Komt eiseres in aanmerking voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000?
10. Eiseres betoogt dat haar zoon medische problemen heeft waarvoor hij onder behandeling staat. Uit het dossier van haar zoon blijkt dat hij maar één nier, een zogenaamde mononier, heeft en hiervoor onder controle moet blijven. Daarnaast is sprake van ondergewicht en een moeizame stoelgang. Verder blijkt uit de door eiseres overgelegde mail van een verpleegkundige bij Jeugdgezondheidszorg van de GGD te [plaats] dat de zoon van eiseres verwezen is naar de kinderarts. Eiseres heeft ter onderbouwing het patiëntendossier van haar zoon overgelegd, als ook een tweetal adviezen van het Bureau medische Advisering (het BMA).
10.1.
De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres en haar zoon niet in aanmerking komen voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000. De zoon van eiseres staat weliswaar onder behandeling voor zijn mononier en de moeizame stoelgang, maar uit het medisch onderzoek van het BMA is gebleken dat bij het achterwege blijven van deze behandelingen geen medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan. Daarnaast volgt uit het BMA-advies dat de medische klachten van de zoon van eiseres niet aan terugkeer naar Armenië in de weg staan. Eisers hebben hier geen deskundigenadvies tegenover gesteld, noch anderszins duidelijk gemaakt waarom verweerder dit BMA advies niet zou mogen volgen. Het betoog slaagt niet.
Mocht de staatssecretaris een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn opleggen?
11. Eiseres betoogt dat in het beleid van de staatssecretaris [11] is vermeld dat altijd op individuele basis geoordeeld kan worden dat behandeling van het asielverzoek in spoor 4 in plaats van spoor 2 aangewezen is. Vanwege de specifieke situatie waarin eiseres zich bevindt en het gegeven dat er blijkbaar geen etnische Turken in Armenië zijn, is nader onderzoek geïndiceerd en kan niet worden gesteld dat Armenië voor eiseres en haar zoon een veilig land van herkomst is. De staatssecretaris had haar asielaanvraag daarom niet als kennelijk ongegrond mogen afwijzen. Daarnaast betoogt eiseres dat de staatssecretaris geen rekening heeft gehouden met het feit dat haar zoon 6 jaar oud is en daarom extra kwetsbaar is. De verplichting om onmiddellijk te vertrekken en geen vertrektermijn van vier weken op te leggen is om die reden buitenproportioneel en niet in het belang van het kind.
11.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de omstandigheid dat eiseres een minderjarig zoon heeft niet maakt dat aan haar geen terugkeerbesluit zonder vertrektermijn opgelegd kan worden. Gelet op hetgeen overwogen onder 7.3, wordt de asielaanvraag van eiseres en haar zoon behandeld in spoor 2. Dit betekent dat de aanvraag kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond. [12] Artikel 62, tweede lid, onder b, van de Vw 2000 bepaalt vervolgens dat wanneer een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning is afgewezen als kennelijk ongegrond, bepaald kan worden dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten.
Mocht de staatssecretaris een inreisverbod opleggen?
12. Eiseres betoogt dat het aan haar opgelegde inreisverbod voor de duur van 2 jaar buitenproportioneel is. Eiseres is werkzaam in de toeristenindustrie en zij heeft voor haar werk de mogelijkheid nodig om te reizen in de Europese Unie. Een inreisverbod geldt niet alleen voor Nederland, maar voor het hele gebied van de lidstaten. [13] Ook heeft eiseres eerder steeds een visum gehad en zij is met een visum Nederland ingereisd.
12.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres niet heeft onderbouwd waarom eiseres haar werkzaamheden met een inreisverbod niet meer zou kunnen uitoefenen. Eiseres heeft verklaard dat zij vijftien jaar in een hotel heeft gewerkt, waarvan acht jaar als hotelmanager en dat zij een half jaar aan huis heeft gewerkt voor een reisbureau. Niet valt in te zien waarom eiseres deze werkzaamheden niet meer zou kunnen uitoefenen. Voor wat betreft de opmerking dat eiseres reeds eerder een visum heeft gehad, merkt de staatssecretaris op dat zij deze heeft gebruikt om haar land te kunnen verlaten en in Nederland asiel aan te vragen. Niet is gebleken dat zij een visum nodig heeft gehad om haar werkzaamheden uit te voeren. Verder volgt uit paragraaf A4/2.3 van de Vc 2000 dat in onderhavig geval een inreisverbod voor de duur van twee jaren standaard en dus niet buitenproportioneel is.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond, omdat de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op de rechten van het kind. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit vanwege een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten [14] , omdat de staatssecretaris in het aanvullen besluit van 28 februari 2024 en op de zitting alsnog voldoende heeft gemotiveerd waarom het betoog van eiseres niet leidt tot een ander oordeel. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond.
13.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eisers een vergoeding van haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze proceskosten betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,-, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb Den Haag (zp Groningen) 15 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1748. Inmiddels is er ook een einduitspraak: Rb Den Haag (zp Groningen) 4 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:4712.
2.Dit staat in artikel 3.105ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het Vb 2000).
3.Landeninformatie Armenië d.d. 26 april 2022.
4.Zie ABRvS 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474, r.o. 3.4.1.
5.Algemeen Ambtsbericht Armenië februari 2012, p. 17.
6.Algemeen Ambtsbericht Armenië april 2016, p. 6.
7.Artikel van de Armeense omroep Azatutyun: ‘Azerbeidzjaanse atleten hebben extra veiligheidsgaranties gekregen in Armenië’, 13 april 2023; Azatutyun: ‘Azerbeidzjaanse altleten verlieten Armenië’, 15 april 2023; Landeninformatie Armenië, 26 april 2022, p. 4 en Freedom House, Freedom in the World 2023 – Armenia, onder F4.
8.Tatia Chikhladze - Prospects for the Latest Rapprochement Attempt between Turkey and Armenia gepubliceerd in “CAUCASUS ANALYTICAL DIGEST Nr. 128, juli 2022.
9.ABRvS 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474 en ABRvS 21 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:544.
10.Paragraaf C2/3.3.
11.Landeninformatie Armenië d.d. 26 april 2022.
12.Zie artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Vw 2000.
13.Artikel 109, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn.
14.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb.