ECLI:NL:RBDHA:2024:594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL23.40555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beoordeeld. De maatregel van bewaring is op 18 januari 2023 opgelegd en is sindsdien meerdere keren getoetst. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Stoetzer-van Esch, heeft beroep aangetekend tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R.L.F. Zandbelt. De rechtbank heeft de zaak op 9 januari 2024 behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De maatregel van bewaring is niet onrechtmatig, en de rechtbank legt uit dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in het proces van uitzetting. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting is en dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris actief heeft gewerkt aan de uitzetting en dat er recent een nationaliteitsbevestiging is ontvangen van de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank benadrukt dat eiser niet voldoende heeft meegewerkt aan zijn terugkeer, wat zijn situatie heeft vertraagd.

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en concludeert dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40555

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Stoetzer-van Esch),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.L.F. Zandbelt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen het voortduren van de opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel is op 18 januari 2023 opgelegd en duurt nog voort.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst bij uitspraak van 6 februari 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 31 maart 2023. [2] Op het beroep tegen het verlengingsbesluit is beslist bij uitspraak van 8 augustus 2023. [3] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 17 oktober 2023. [4] Op het derde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 25 oktober 2023. [5]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, via een beeldverbinding, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [6]
5. Uit de uitspraak van 25 oktober 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 18 oktober 2023) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
6. Eiser voert aan dat er in het geval van eiser geen zicht op uitzetting bestaat. De maatregel van bewaring duurt erg lang voort, waardoor de belangenafweging in het voordeel van eiser dient uit te vallen. De maatregel dateert namelijk van 18 januari 2023 en duurt ten tijde van het beroep bijna 12 maanden. Eiser is van mening dat zijn belang om in vrijheid te worden gesteld in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om de bewaring te laten voortduren. Eiser betoogt dat geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Ondanks dat een laissez-passer (lp) aanvraag is gedaan op 27 december 2022 en hier herhaaldelijk op is gerappelleerd, heeft dit niet geleid tot een presentatie in persoon of de afgifte van een lp. Ook stelt eiser dat de staatssecretaris in de belangenafweging van 27 december 2023 heeft aangegeven dat hij op 5 juli 2023 in een gesprek met de Marokkaanse ambassadeur aandacht heeft gevraagd voor de lopende zaken. Op grond van dat gesprek heeft de staatssecretaris aangegeven te verwachten dat op korte termijn een lp wordt afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten, omdat door de Marokkaanse ambassadeur is toegezegd dat zij niet voor alle lp-aanvragen meer een presentatie in persoon vereisen. Dit is inmiddels zes maanden geleden. Inmiddels hebben de Marokkaanse autoriteiten de nationaliteit van eiser bevestigd op 13 december 2023. Dit is bijna een maand geleden. Eiser betwijfelt of de Marokkaanse autoriteiten van zins zijn om een lp af te geven aan eiser.
6.1.
De rechtbank overweegt dat in zijn algemeenheid kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting in het geval van Marokko. [7] Uit de voortgangsrapportage van 27 december 2023 volgt dat de staatssecretaris in het kader van het voortduren van de maatregel een belangenafweging heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft in de belangenafweging meegewogen dat er op 5 juli 2023 een gesprek heeft plaatsgevonden om extra aandacht te vragen voor lopende zaken, waaronder onderhavige zaak. De Marokkaanse autoriteiten hebben toen toegezegd niet in alle lp-aanvragen meer een presentatie in persoon te vereisen maar op basis van een vastgestelde identiteit/nationaliteit over te gaan tot lp-afgifte. Sindsdien heeft de staatssecretaris op 13 december 2023 een nationaliteitsbevestiging ontvangen van de Marokkaanse autoriteiten. Hierna heeft de staatssecretaris op 15 december 2023 schriftelijke gerappelleerd en op 2 januari 2024 telefonisch gerappelleerd. Ter zitting gaf de staatssecretaris aan dat uit ervaring blijkt dat na een nationaliteitsbevestiging het een paar weken duurt voordat een lp wordt afgegeven. Omdat de nationaliteitsbevestiging dateert van drie weken geleden, volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat er geen zicht op uitzetting bestaat. De afgifte van een lp vergt immers enige voorbereidingstijd. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat niet te verwachten valt dat er een lp zal worden afgegeven aan eiser.
Heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt. De maatregel van bewaring duurt nu 12 maanden, zonder dat een lp is afgegeven.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld. Zoals genoemd in overweging 6.1 heeft de staatssecretaris inmiddels een nationaliteitsbevestiging ontvangen van de Marokkaanse autoriteiten, wordt er regelmatig gerappelleerd en zijn er gesprekken gevoerd met de Marokkaanse ambassade. Daarnaast worden er maandelijks vertrekgesprekken gevoerd met eiser. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hiermee actief en voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiser.
Dient de belangenafweging in het voordeel van eiser uit te vallen?
8. Eiser betoogt tot slot dat de belangenafweging in het voordeel van eiser dient uit te vallen omdat de maatregel van bewaring erg lang voortduurt. De maatregel dateert namelijk van 18 januari 2023 en duurt ten tijde van het beroep bijna 12 maanden. Eiser is van mening dat zijn belang om in vrijheid te worden gesteld in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om de bewaring te laten voortduren. Eiser stelt verder dat hij de vaststelling naar zijn identiteit en nationaliteit niet frustreert. Eiser heeft namelijk meegewerkt met het invullen van een aanvraagformulier voor een lp en heeft van de 17 vertrekgesprekken slechts één gesprek verstek laten gaan.
8.1.
Alhoewel eiser terecht stelt dat de bewaring al lang voortduurt maakt dit niet dat de belangenafweging in het voordeel van eiser dient uit te vallen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat er kortgeleden een nationaliteitsverklaring is afgegeven en het de verwachting is dat binnen enkele weken een lp wordt afgegeven hetgeen mogelijk leidt tot uitzetting op korte termijn. Het belang van de maatregel van uitzetting ter effectuering van de uitzetting is dan ook groot. Daar komt bij dat eiser heeft bijgedragen aan de lange duur van de bewaringsmaatregel door het onderzoek naar de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit te frustreren. Eiser heeft namelijk zelf nog steeds geen enkele actie ondernomen om een reisdocument te verkrijgen ten behoeve van zijn terugkeer. Zo blijkt uit meerdere vertrekgesprekken dat eiser geen moeite wil doen en dat hij zelf verder niets zal ondernemen. De rechtbank overweegt dat op eiser de verplichting rust om volledig en actief mee te werken aan zijn terugkeer en lp-traject. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aan deze medewerkingsverplichting heeft voldaan. Het enkele gegeven dat eiser een formulier ten behoeve van zijn lp-aanvraag heeft ingevuld en dat hij aanwezig was bij de meeste vertrekgesprekken, doet hier niet aan af. Verder zijn door eiser geen omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat voor eiser niet eerder een lp afgegeven had kunnen worden door de Marokkaanse autoriteiten, als hij wel voldoende had meegewerkt aan zijn terugkeer. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij afweging van alle betrokken belangen voortzetting van de bewaring gerechtvaardigd is.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
9. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [8]

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 6 februari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:579 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 31 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1861 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 8 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12347.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 17 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16713.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 25 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16734.
6.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
7.Vergelijk de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269, en 8 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3033
8.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.