ECLI:NL:RBDHA:2024:6121

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
NL23.24132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze te laat heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als verblijfsdoel ‘familie- en gezin’. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, hangende het beroep, op 12 september 2023 alsnog een besluit op de aanvraag heeft genomen, evenals een separaat dwangsombesluit. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat verweerder aan eiser tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50, met een wegingsfactor van 0,5, en het betaalde griffierecht van € 184,- moet door verweerder aan eiser worden vergoed.

De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten, omdat partijen geen zitting hebben aangevraagd. Eiser heeft het beroep niet ingetrokken, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen belang meer is bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, en heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat verweerder al een dwangsombesluit had genomen dat uitging van dezelfde termijn. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is op 21 februari 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.24132
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. J.P. van Mulken), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem te laat heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als verblijfsdoel ‘familie- en gezin’ (hierna: de aanvraag).
Verweerder heeft hangende het beroep op 12 september 2023 zowel een besluit op de aanvraag als een separaat dwangsombesluit genomen.

Overwegingen

De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eiser wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep. Omdat niet is gebleken dat eiser nog een belang heeft bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, verklaart de rechtbank dit beroep niet ontvankelijk.
Eiser verzoekt de rechtbank om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen.2 Daarbij stelt eiser zich op het standpunt dat er vierendertig dagen zijn verstreken na het verloop van de termijn van twee weken na het ontvangen van de ingebrekestelling. De rechtbank ziet geen aanleiding om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen nu ook verweerder in het reeds
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 In de zin van artikel 8:55c van de Awb.
genomen dwangsombesluit uit is gegaan van vierendertig dagen waarover de dwangsom verschuldigd is.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan eiser tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door eiser gemaakte proceskosten. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld die voor hem een beroepschrift heeft ingediend. Voor de vaststelling van de wegingsfactor sluit deze zittingsplaats (weer) aan bij hetgeen andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag doen. Zij hanteert een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in onderdeel C1 bij het Bpb. Voor zover het een beroep tegen het niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken betreft, verwijst deze zittingsplaats niet langer naar de uitspraak van de rechtbank Midden- Nederland van 4 september 2023.3 Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
5. De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat verweerder het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser vergoedt.4
4 Artikel 8:74, tweede lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder tot het vergoeden van de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 437,50;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ter hoogte van € 184,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.