ECLI:NL:RBDHA:2024:6258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
NL24.15780, NL24.15781 en NL24.15782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van vrijheidsontnemende maatregelen en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsontnemende maatregelen opgelegd aan drie Iraanse eisers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregelen, opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, onrechtmatig waren. Dit oordeel is gebaseerd op de Afdelingsuitspraak van 3 april 2024, waarin werd vastgesteld dat de mobiele telefoons van de eisers zonder hun toestemming zijn onderzocht of uitgelezen door de Koninklijke Marechaussee (KMar). De rechtbank heeft vastgesteld dat het belang van de eisers om niet in hun grondrechten te worden geschonden zwaarder weegt dan het grensbewaringsbelang. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers gegrond verklaard en de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregelen bevolen, met terugwerkende kracht tot 23 april 2024. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.000,- per eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 20 dagen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eisers vastgesteld op € 1.750,-, te betalen door de verweerder. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.15780, NL24.15781 en NL24.15782

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer 1]
en haar zonen
[eiser 1], eiser 1
V-nummer [v-nummer 2]

[eiser 2] , eiser 2

V-nummer: [v-nummer 3]
hierna gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van Twillert).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 4 april 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan eisers op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Deze beroepen moeten tevens worden aangemerkt als verzoeken om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 april 2024 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Gholami Varnamkhasti. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Eisers hebben allen de Iraanse nationaliteit en zijn op 4 april 2024 op Schiphol aangekomen vanuit Sao Paulo (Brazilië). Eisers hebben gereisd op door de Afdeling Falsificaten vals bevonden Tsjechische paspoorten. Zij hebben dezelfde dag asiel aangevraagd. Verweerder heeft de toegangsweigeringen uitgesteld en zij zijn gehoord in het bijzijn van een beëdigde tolk Farsi. Vervolgens heeft verweerder de vrijheidsontnemende maatregelen opgelegd.
Maakt het onderzoeken of uitlezen van de mobiele telefoons van eisers de vrijheidsontnemende maatregelen onrechtmatig?
4. Eisers stellen zich op het standpunt dat hun mobiele telefoons zonder hun toestemming door de Koninklijke Marechaussee (KMar) zijn uitgelezen. Eisers hebben ter zitting toegelicht dat hun vinger voor de mobiele telefoons is gehouden en dat de KMar daarmee toegang heeft gekregen tot hun mobiele telefoons. Eisers hebben uitdrukkelijk aangegeven dat zij geen toestemming hebben gegeven voor het uitlezen van de mobiele telefoons. Eisers stellen dat daarmee inbreuk is gemaakt op hun privacy. Eisers verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1387). Artikel 59, achtste lid, van de Vw voldoet niet aan de vereisten van duidelijkheid en nauwkeurigheid die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stellen. Eisers stellen dat de vrijheidsontnemende maatregelen op grond van die uitspraak vanaf het begin onrechtmatig zijn.
4.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het uitlezen van de telefoons van eisers geen enkele betekenis heeft gehad voor de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregelen en verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2010 [1] .
Het enkele feit dat eisers aan de grens een asielaanvraag hebben gedaan, is voldoende om de vrijheidsontnemende maatregel op te leggen. Deze klacht van eisers dienen zij volgens verweerder dan ook in de procedures naar voren te brengen die gericht zijn tegen de afwijzende asielbesluiten. Het uitlezen van de mobiele telefoons is gebeurd in het kader van de asielprocedure en niet in het kader van de bewaring.
4.2
Eisers weerspreken dit en stellen dat deze beroepsgrond aan de bewaringsrechter voorgelegd kan worden en de bewaringsrechter bevoegd is om hierover een oordeel te geven. Een mobiele telefoon wordt doorgaans niet alleen uitgelezen om te zoeken naar identiteitsdocumenten, maar ook om te zoeken naar andere reisdocumenten die van belang kunnen zijn voor de asielprocedure én de inbewaringstelling. Door onderzoek te doen naar het bestaan van documenten op een telefoon kan verweerder bijvoorbeeld onderzoeken of een vreemdeling de toegang kan worden geweigerd of kan worden teruggestuurd op basis van een removal order.
5. De rechtbank stelt vast dat in alle drie de processen-verbaal van bevindingen van 4 april 2024 het volgende is aangekruist:
“(X) De vreemdeling was in het bezit van een mobiele telefoon die tijdelijk onder ons is geweest in verband met het uitlezen hiervan. Er zijn geen bijzonderheden aantroffen”.
5.1
De rechtbank is met eisers van oordeel dat de mobiele telefoons eveneens zijn onderzocht of uitgelezen in het kader van de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregelen en is van oordeel dat de bewaringsrechter bevoegd is om hierover te oordelen. In de processen-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel van 4 april 2024 worden zowel gegevens verzameld in het kader van de asielprocedure als de vrijheidsontnemende maatregelen. Zo vraagt verweerder in de processen-verbaal bijvoorbeeld aan eisers of er (medische) feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan de vrijheidsontneming niet mogelijk is en wordt er door verweerder een afweging gemaakt of hij, aan de hand van de verklaringen van eisers, aanleiding ziet om van de vrijheidsontnemende maatregelen af te zien. Uit de processen-verbaal blijkt nergens dat de mobiele telefoons alleen in het kader van de asielprocedure voor het (eventueel) bestaan van bijzonderheden zijn onderzocht of uitgelezen. Eisers hebben onbetwist gesteld dat er geen toestemming is gegeven voor het onderzoeken of uitlezen van de mobiele telefoons en uit de processen-verbaal blijkt ook niet dat er door de KMar toestemming is gevraagd voor het uitlezen van de mobiele telefoons.
5.2
Daarbij overweegt de rechtbank dat er bij inbewaringstelling op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw weliswaar alleen vereist is dat eisers aan de grens een asielwens hebben geuit en dat de toegangsweigering is uitgesteld, maar dit neemt niet weg dat de KMar, zonder aanwijsbare aanleiding en voor de oplegging van de maatregelen de mobiele telefoons hebben onderzocht of uitgelezen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om in dit geval, waar het maatregelen betreft op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw, aansluiting te zoeken bij de door verweerder aangehaalde Afdelingsuitspraak van 25 januari 2010 en anders te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan in haar uitspraak van 3 april 2024. Uit die uitspraak volgt immers dat artikel 59, achtste lid, van de Vw, geen toereikende wettelijke grondslag is voor het zonder toestemming onderzoeken van mobiele telefoons. De Afdeling oordeelt dat deze bepaling noch enig andere materieelwettelijke regeling voorschrijft in welke omstandigheden en onder welke voorwaarden een mobiele telefoon mag worden onderzocht, zodat de beslissing om een telefoon te onderzoeken volledig wordt overgelaten aan de beoordeling van individuele ambtenaren van de AVIM en de KMar. Als grondslag voor het zonder toestemming onderzoeken van mobiele telefoons is de toepassing van die bepaling daarom onvoldoende voorspelbaar en onvoldoende duidelijk en nauwkeurig. De rechtbank is van oordeel dat ook in het geval van eisers niet is gebleken dat hun mobiele telefoons van eisers zijn onderzocht of uitgelezen met een toereikende wettelijke grondslag. Dit zijn gebreken in de vrijheidsontnemende maatregelen.
5.3
Het voorgaande betekent echter nog niet, aldus ook de Afdeling in zijn uitspraak van 3 april 2024, dat de vrijheidsontnemende maatregelen alleen al daarom onrechtmatig zijn. Volgens vaste rechtsspraak van de Afdeling is een bewaring onrechtmatig als de met deze bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
5.4
De Afdeling vindt dat het zonder toestemming ontgrendelen van een mobiele telefoon via gezichtsherkenning en de quickcheck zonder een toereikende wettelijke grondslag een ernstige inbreuk is van het recht op privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens en daarmee ook een ernstig gebrek is in de toepassing van de maatregel. De rechtbank is van oordeel dat daarvan ook in het geval van eisers sprake is, nu onbetwist is dat eisers hun vinger voor de mobiele telefoons moesten houden zodat de KMar daar toegang tot kreeg. Zij hebben geen toestemming gegeven voor onderzoek of het uitlezen van hun mobiele telefoons en de KMar heeft hier geen toestemming voor gevraagd. Verweerder heeft in het geval van eisers niet inzichtelijk gemaakt waarom het doorzoeken of uitlezen van hun mobiele telefoons nodig was. Gelet hierop weegt het belang van eisers dat zij niet in hun grondrechten worden geschonden naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het grensbewaringsbelang en de met de bewaring in de grensprocedure gediende belangen. Bovendien heeft verweerder ter zitting niet gemotiveerd waarom het zwaarwegende grensbewakingsbelang in dit geval dient te prevaleren boven de eveneens zwaarwegende belangen van eisers. De vrijheidsontnemende maatregelen waren daarom onrechtmatig vanaf de eerste dag, de dag waarop de mobiele telefoons zijn onderzocht.
5.5
Omdat de vrijheidsontnemende maatregelen vanaf de eerste dag onrechtmatig waren, is bespreking van de overige beroepsgronden en een ambtshalve toetsing niet meer nodig. De beroepen zijn gegrond.
6. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregelen beveelt aan eisers een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 20 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) maatregelen van 20 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 2.000,- per eiser.
6.1
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank beschouwt de door de gemachtigde ingestelde beroepen op grond van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht als samenhangende zaken omdat de beroepsgronden in de zaken gelijkluidend zijn en de beroepen gelijktijdig op de zitting zijn behandeld.
Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- beveelt de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregelen met ingang van 23 april 2024;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eisers tot een bedrag van € 2.000,- per eiser, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.