ECLI:NL:RBDHA:2024:6258
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van vrijheidsontnemende maatregelen en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsontnemende maatregelen opgelegd aan drie Iraanse eisers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregelen, opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, onrechtmatig waren. Dit oordeel is gebaseerd op de Afdelingsuitspraak van 3 april 2024, waarin werd vastgesteld dat de mobiele telefoons van de eisers zonder hun toestemming zijn onderzocht of uitgelezen door de Koninklijke Marechaussee (KMar). De rechtbank heeft vastgesteld dat het belang van de eisers om niet in hun grondrechten te worden geschonden zwaarder weegt dan het grensbewaringsbelang. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers gegrond verklaard en de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregelen bevolen, met terugwerkende kracht tot 23 april 2024. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.000,- per eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 20 dagen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eisers vastgesteld op € 1.750,-, te betalen door de verweerder. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.