ECLI:NL:RBDHA:2024:6288
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Beoordeling van de niet in behandeling name van een asielaanvraag van een Afghaanse eiseres
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 april 2024, wordt het beroep van een Afghaanse eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 22 april 2024 behandeld, waarbij de eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat hij mag aannemen dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen nakomt. De eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat er in Kroatië sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem die een reëel risico op onmenselijke behandeling met zich meebrengen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris ook niet gehouden was om aanvullende garanties te vragen of de aanvraag naar zich toe te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening.
Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van de eiseres over de eenheid van het gezin en de gestelde gezinsband verworpen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij en haar gestelde echtgenoot een duurzame relatie hebben. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft en de eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.