ECLI:NL:RBDHA:2024:6288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
NL24.13406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Beoordeling van de niet in behandeling name van een asielaanvraag van een Afghaanse eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 april 2024, wordt het beroep van een Afghaanse eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 22 april 2024 behandeld, waarbij de eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat hij mag aannemen dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen nakomt. De eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat er in Kroatië sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem die een reëel risico op onmenselijke behandeling met zich meebrengen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris ook niet gehouden was om aanvullende garanties te vragen of de aanvraag naar zich toe te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van de eiseres over de eenheid van het gezin en de gestelde gezinsband verworpen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij en haar gestelde echtgenoot een duurzame relatie hebben. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft en de eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13406

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 maart 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is een tolk verschenen.
De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De zaak van eiseres is gelijktijdig behandeld met de zaken van haar familie (NL24.13411, NL24.13413 en NL24.13418) en haar gestelde echtgenoot (NL24.13404).

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft de Afghaanse nationaliteit en is geboren op [datum].
Zij heeft gelijktijdig met haar gestelde echtgenoot en met haar meegereisde familieleden op 13 november 2023 een asielaanvraag ingediend.
3. De rechtbank beoordeelt het besluit tot niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het besluit tot niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
5.1.
Ten aanzien van eiseres en haar familieleden heeft Nederland bij de autoriteiten van Kroatië verzoeken om terugname gedaan. Kroatië heeft deze verzoeken aanvaard. Gelijktijdig is ten aanzien van haar gestelde echtgenoot een terugnameverzoek verstuurd naar de Kroatische autoriteiten. Kroatië heeft dit verzoek afgewezen, omdat Duitsland verantwoordelijk is. Vervolgens is ten behoeve van haar gestelde echtgenoot een terugnameverzoek gestuurd naar de autoriteiten van Duitsland. De autoriteiten van Duitsland hebben dit verzoek aanvaard.
Algemene situatie in Kroatië
6. Eiseres betoogt dat de slechte behandeling die zij samen met haar gestelde echtgenoot en familieleden in Kroatië heeft gehad niet kenbaar bij de besluitvorming is betrokken. Eiseres voert aan dat zij allemaal in een kelder zijn opgesloten zonder eten en drinken, dat zij daarbij ziek zijn geworden en dat het jongere zusje van eiseres is geslagen door een Kroatische politieagent.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat hij ten aanzien van Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
7. Het algemene uitgangspunt is dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiseres aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Kroatië dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest). Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019. [2]
7.1.
De rechtbank overweegt dat uit de uitspaak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 september 2023 volgt dat de staatssecretaris ten aanzien van Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] Dit oordeel heeft de Afdeling herhaald in recente uitspraken. [4] Het ligt op de weg van eiseres om aan te tonen dat in haar geval toch niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan
7.2.
De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Kroatië sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem die ertoe leiden dat eiseres bij terugkeer een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd over de ervaringen met de omstandigheden in Kroatië geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken. De enkele stelling dat zij met haar gezin zonder eten en drinken in een kelder is opgesloten, hierbij alle gezinsleden ziek zijn geworden en dat het jongste familielid is geslagen door een Kroatische politieagent is daartoe onvoldoende. Ook is onvoldoende onderbouwd dat eiseres en haar gezin bij terugkeer opnieuw gedetineerd zal worden. De Kroatische autoriteiten hebben met het expliciete claimakkoord gegarandeerd dat zij het asielverzoek van eiseres in behandeling zullen nemen en dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen en verdragen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag.
Met het claimakkoord heeft de Kroatische overheid zich ook gebonden aan de voorwaarden die gelden met betrekking tot onder meer medische zorg en opvang. Daarnaast is niet gebleken dat eiseres geprobeerd heeft om bij de Kroatische autoriteiten te klagen, dat de Kroatische autoriteiten haar niet willen of kunnen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
7.3.
De staatssecretaris heeft daarom kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Kroatië de internationale verplichtingen nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Eenheid van het gezin en de gestelde gezinsband
8. Eiseres voert aan dat ten aanzien van haar gestelde echtgenoot ten onrechte geen verzoek tot heroverweging aan de Kroatische autoriteiten is gestuurd. Eiseres verwijst hierbij naar artikel 10 en 17 van de Dublinverordening. Zij benadrukt het belang dat ook de Dublinwetgever hecht aan de eenheid van het gezin. Volgens eiseres kan en mag het niet zo zijn dat haar gestelde echtgenoot naar Duitsland wordt gestuurd, terwijl eiseres terug moet naar Kroatië. Eiseres wijst er daarnaast op dat in het claimverzoek aan Duitsland niet is vermeld dat eiseres de echtgenote is van haar gestelde echtgenoot en dat Kroatië haar claim heeft geaccepteerd. Daarmee heeft de staatssecretaris volgens eiseres onvoldoende informatie verschaft aan de Duitse autoriteiten om een zorgvuldige en juiste beoordeling van het claimverzoek te verrichten. Nu Duitsland de claim heeft geaccepteerd op basis van onvolledige informatie, kan volgens eiseres geen sprake zijn van een rechtmatig claimakkoord. Op basis daarvan kan Duitsland niet de verantwoordelijke lidstaat zijn. Door de handelswijze van de staatssecretaris kunnen zowel Duitsland als Kroatië niet de eenheid van het gezin waarborgen, aldus eiseres. Hieruit dient volgens eiseres de conclusie te volgen dat Nederland de verantwoordelijke lidstaat is geworden.
8.1.
Eiseres betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geconcludeerd dat haar huwelijk niet is aangetoond. Zij verwijst naar verklaringen van haar meegereisde familieleden, die allen bevestigen dat zij en de gestelde echtgenoot gehuwd zijn. Bovendien hebben zij allebei een verklaring gegeven waarom zij geen documenten hebben overgelegd: zij zijn gevlucht naar Turkije, zijn aldaar in 2022 getrouwd en omdat zij daar illegaal verbleven konden ze het huwelijk niet laten registreren. Volgens de sharia is een religieus huwelijk echter ook een geldig huwelijk. Eiseres wijst daarnaast op het ambtsbericht Afghanistan van juni 2023, waaruit blijkt dat maar weinig Afghaanse echtparen een officiële huwelijksakte bezitten. In beroep heeft eiseres foto’s overgelegd van de huwelijksceremonie. Bovendien zijn eiseres, haar gestelde echtgenote en haar familieleden allemaal als één gezin aangemerkt in de loopbrief en verblijven zij ook als zodanig in de opvang van het COa.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres de gestelde gezinsband onvoldoende heeft onderbouwd.
De staatssecretaris heeft de verklaringen van eiseres en haar gestelde echtgenoot en de overgelegde ongedateerde foto’s van een ceremonie onvoldoende kunnen vinden om het huwelijk aan te tonen. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat niet met zekerheid kan worden gezegd waar de foto’s genomen zijn en of dit huwelijksfoto’s van een huwelijk tussen eiseres en haar gesteld echtgenoot uit 2022 zijn. De enkele, niet nader onderbouwde stelling dat een religieus huwelijk ook een geldig huwelijk is, volgt de rechtbank niet. Daarnaast heeft de staatsecretaris kunnen concluderen dat niet is gebleken dat sprake is van een duurzame relatie in de zin van de Dublinverordening. Niet is gebleken van samenwoning in het land van herkomst. Daarnaast heeft eiseres ook in beroep geen bewijsstukken overgelegd om een gestelde duurzame relatie te onderbouwen. Hieruit vloeit voort dat niet is gebleken dat eiseres en haar gestelde echtgenoot gezinsleden van elkaar zijn als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder g van de Dublinverordening. Reeds hierom is artikel 10 van de Dublinverordening niet van toepassing.
8.3.
De staatssecretaris heeft de verklaringen van eiser en de overgelegde foto’s onvoldoende kunnen vinden om het gestelde religieuze huwelijk aannemelijk te achten . In deze omstandigheid, in samenhang met andere omstandigheden, zoals dat eiseres en haar gestelde partner samen naar Nederland zijn gereisd en ook door andere ketenpartners als partners worden behandeld, heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Niet is gebleken dat deze omstandigheden zo bijzonder of individueel zijn dat de staatssecretaris een uitzondering had moeten maken. De staatssecretaris heeft hierin dan ook terecht geen aanleiding gezien om de aanvraag naar zich toe te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
Persoonlijke (medische )omstandigheden
9. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris in het voornemen ten onrechte niet is ingegaan op haar persoonlijke omstandigheden, maar in plaats daarvan een standaard-redenering heeft gebruikt voor de conclusie dat zij overdraagbaar is aan Kroatië. Eiseres wijst op een uitspraak van zittingsplaats Roermond van 7 december 2023. [5] Eerst in het bestreden besluit is ingegaan op de persoonlijke omstandigheden, daarmee is volgens eiseres feitelijk een instantie in de procedure overgeslagen. Volgens eiseres is hiermee sprake van zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken in de besluitvorming.
9.1.
De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat een voornemen niet een op een rechtsgevolg gericht besluit is. Voordat het besluit werd genomen, heeft eiseres een zienswijze kunnen indienen op het voornemen. Daarnaast is in het bestreden besluit terecht verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023, waaruit volgt dat een standaardvoornemen aan de vereisten kan voldoen. [6] De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in het bestreden besluit uitgebreid is ingegaan op de punten die eiseres in haar zienswijze heeft benoemd. In de argumenten die eiseres in beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de conclusie dat in dit geval sprake zou zijn van onzorgvuldige besluitvorming. De verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Roermond gaat niet op, omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een vergelijkbare casus.
10. Ten aanzien van de persoonlijke en individuele omstandigheden van eiseres wordt aangevoerd dat zij kampt met ziekte en mentale problemen. Eiseres staat in Nederland onder behandeling en is doorverwezen naar een neuroloog voor nader onderzoek. Daarnaast wordt verwezen naar uitspraken van de Afdeling van 21 maart 2024 [7] en van zittingsplaatsen Haarlem van 8 maart 2024 [8] en Utrecht van 22 februari 2024 [9] . In de uitspraak van zittingsplaats Haarlem wordt aangegeven dat uit het AIDA-rapport update 2022 blijkt dat de medische en psychische zorg op opvangcentra met name wordt verleend door Medicins du Monde, en deze vanaf 22 mei 2023 tijdelijk de activiteiten heeft moeten stopzetten door een gebrek aan financiering. Uit het rapport blijkt niet dat de activiteiten zijn hervat.
10.1.
De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft gesteld dat zij wegens haar medische problematiek als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt.
10.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij als bijzonder kwetsbaar moet worden beschouwd. Ten aanzien van de medische problematiek is een patiëntdossier geüpload in het digitale dossier. Hieruit volgt -kort samengevat- dat zij in 2019 een herseninfarct heeft gehad en als gevolg hiervan nog meerdere keren per maand kampt met hoofdpijnaanvallen. Ook is sprake van prikkelbaarheid en vergeetachtigheid. De staatssecretaris heeft in het verweerschrift terecht benoemd dat niet is gebleken dat de klachten invloed hebben op haar zelfredzaamheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij gelet op haar medische klachten bijzonder kwetsbaar is en aanvullende garanties behoeft. Evenmin is aannemelijk geworden dat zij in Kroatië feitelijk geen toegang zal hebben tot een medische behandeling die van een vergelijkbaar niveau is als in Nederland wordt aangeboden. Daarbij is van belang dat de staatssecretaris in het verweerschrift heeft aangegeven dat de medische voorzieningen verleend door Medicins du Monde weliswaar hebben stilgelegen tussen mei en augustus 2023, maar dat dit sindsdien weer is hervat. Daarbij is verwezen naar het stuk ‘Input by civil society organisations to the Asylum Report 2024’ afkomstig van AsyLex naar aanleiding van een uitvraag door European Union Agency for Asylum.
De gemachtigde van eiseres heeft de inhoud van dit stuk ter zitting erkend, maar heeft de kanttekening geplaatst dat Medicins du Monde slechts in Zagreb actief is en dat niet geverifieerd kan worden of er andere organisaties actief zijn in Kroatië. De rechtbank volgt deze enkele, niet nader onderbouwde stelling niet. In hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de basisgezondheidszorg in Kroatië voor eiseres feitelijk niet toegankelijk zou zijn. Daarbij is ook van belang dat de staatssecretaris in het verweerschrift heeft vermeld dat in Kroatië ook andere organisaties actief zijn op medisch terrein. Ook in zoverre was de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden tot het vragen van aanvullende garanties of het aan zich trekken van de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218
4.Zie onder meer de uitspraken van 2 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1 en 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1254.
6.ECLI:NL:RVS:2023:4348, overweging 2.1.
8.zaaknummer NL24.3959.