Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiser
Svb
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de korting op het bruto-ouderdomspensioen van de eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), maar de Svb had een korting van in totaal 14% toegepast. Deze korting was gebaseerd op twee redenen: een korting van 2% omdat de eiser in de periode van november 1988 tot en met april 1990 in Zwitserland woonde en werkte, en een korting van 12% wegens schuldige nalatigheid over de jaren 2004 tot en met 2009. De eiser betwistte de korting en voerde aan dat hij in de betreffende periode verzekerd was voor de AOW en dat hij de beschikkingen van schuldige nalatigheid niet had ontvangen.
De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht de korting had toegepast. De rechtbank stelde vast dat de eiser in de periode dat hij in Zwitserland werkte, niet verzekerd was voor de AOW in Nederland, en dat de Svb de beschikkingen schuldige nalatigheid op de juiste wijze had bekendgemaakt. De rechtbank concludeerde dat de Svb de korting van 14% op het bruto-ouderdomspensioen terecht had toegepast en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier.