ECLI:NL:RBDHA:2024:6535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
NL24.14051
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen informatiebrief over beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders Oekraïne

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een informatiebrief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De brief, gedateerd 4 maart 2024, informeert de eiser dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, per 4 maart 2024 eindigt. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, heeft beroep ingesteld tegen deze brief. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank oordeelt dat de brief niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, omdat deze geen juridische gevolgen in het leven roept. Dit is in lijn met een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank op 16 april 2024, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders Oekraïne automatisch eindigt op 4 maart 2024. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen besluit is waartegen beroep kan worden ingesteld.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14051

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In de brief van 4 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5415, is onder meer geoordeeld dat een brief zoals die waartegen dit beroep is gericht (het bestreden besluit), niet is aan te merken als een besluit. Het gaat namelijk om een brief die alleen maar informatie geeft over de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32. In die uitspraak is geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van zogenoemde derdelanders Oekraïne van rechtswege, dat wil zeggen: automatisch, op 4 maart 2024 eindigt. De brief roept dus geen nieuwe juridische gevolgen in het leven.
3. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb staat dat een besluit onder meer inhoudt dat er een juridisch gevolg wordt beoogd. Het bestreden besluit is dus geen besluit als bedoeld in deze bepaling. In artikel 8:1 van de Awb staat dat alleen tegen besluiten beroep kan worden ingesteld.
4. Gelet hierop is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.