ECLI:NL:RBDHA:2024:6659
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Kroatië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland indiende op 22 oktober 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag, gebaseerd op een eerder verzoek om internationale bescherming dat de eiser in Kroatië had ingediend. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 11 april 2024 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië. De eiser heeft echter aangevoerd dat hij slachtoffer is geweest van mishandeling en pushbacks door de Kroatische autoriteiten, en dat hij niet in staat is om een deugdelijke opvang in Kroatië te verwachten. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat in zijn individuele geval van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden afgeweken. De rechtbank wijst erop dat de autoriteiten van Kroatië de terugname van de eiser hebben geaccepteerd en dat er geen aanknopingspunten zijn dat de eiser in Kroatië te maken zal krijgen met onmenselijke of vernederende behandeling.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Kroatië tot onevenredige hardheid zouden maken. De eiser heeft zijn medische klachten niet voldoende onderbouwd en de rechtbank oordeelt dat de medische voorzieningen in Kroatië vergelijkbaar zijn met die in Nederland. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van de proceskosten.