ECLI:NL:RBDHA:2024:6683
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 19 januari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 26 april 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en zich gebogen over de rechtmatigheid van de bewaring.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het onderzoek op 2 februari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser, die sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 2 februari 2024 een laissez-passer aanvraag heeft ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat er zicht op uitzetting naar Marokko is en dat eiser niet actief meewerkt aan zijn terugkeer.
Eiser heeft aangevoerd dat de bewaring hem steeds zwaarder valt en dat zijn belangen boven die van de staatssecretaris zouden moeten prevaleren. De rechtbank oordeelt echter dat er geen aanleiding is om een lichter middel dan bewaring op te leggen, aangezien niet is gebleken dat de bewaring onevenredig bezwarend is voor eiser. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.