ECLI:NL:RBDHA:2024:6820
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en opleggen van dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 19 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 20 januari 2024 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. Vervolgens heeft eiser op 7 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de aanvraag van eiser op 19 januari 2024 is verstreken. Eiser heeft de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Gezien de jurisprudentie, waaronder de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020, legt de rechtbank een rechterlijke dwangsom op. De staatssecretaris moet binnen zestien weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens moet de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50.