2.7.Voor zover [wederpartij] in beroep heeft betoogd dat het rapport in strijd met een wettelijk voorschrift wordt verwerkt, omdat de vreemdelingenpolitie niet bevoegd was tot het uitlezen van de simkaart, wordt als volgt overwogen.
De vreemdelingenpolitie heeft de simkaart van [wederpartij] uitgelezen en het resultaat daarvan in de vorm van het rapport verstrekt aan de staatssecretaris. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2004 in zaak nr. 200401455/1; JV2004/263) is het uitlezen van een simkaart vergelijkbaar met het kopiëren van papieren, documenten en bescheiden. Het uitlezen is er uitsluitend op gericht de informatie die op die kaart is opgeslagen en die ter beoordeling van een asielaanvraag noodzakelijk is, veilig te stellen, teneinde daarover te kunnen beschikken, wanneer het onderzoek naar de aanvraag begint. Dat betekent dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdelingenpolitie ingevolge artikel 55, tweede lid, van de Vw 2000, bevoegd was tot het uitlezen van de simkaart van [wederpartij].
(…)
De rechtbank betwijfelt sterk of de Afdeling de beoordeling in deze uitspraak van 11 april 2012 zou herhalen als de rechtsvraag of artikel 55, tweede lid, van de Vw een wettelijke grondslag biedt voor het zonder toestemming onderzoeken van een mobiele telefoon van een asielzoeker thans zou worden voorgelegd.
14. De rechtbank overweegt dat ook met het onderzoeken, behandelen en beslissen op een asielaanvraag het Unierecht ten uitvoer wordt gelegd en de procedure daarom binnen de werkingssfeer van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie valt. Zoals de Afdeling in de hiervoor weergegeven uitspraak van 3 april 2024 heeft overwogen, corresponderen volgens de Toelichtingen bij het EU-Handvest de rechten van artikel 7 van het EU-Handvest met de rechten die in artikel 8 van het EVRM zijn gewaarborgd en hebben deze overeenkomstig artikel 52, derde lid, van dat Handvest dezelfde inhoud en reikwijdte. Volgens dezelfde Toelichtingen is artikel 8 van het EU-Handvest gebaseerd op artikel 8 van het EVRM en uit de rechtspraak van het EHRM, volgt dat het recht op bescherming van persoonsgegevens ook onderdeel is van het recht op privéleven. Het zonder toestemming doorzoeken van een mobiele telefoon is een inmenging in dat recht, als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
14. De Afdeling heeft in bovenstaande procedure geoordeeld wat de gevolgen voor de bewaringsmaatregel zijn als zonder toestemming van de betrokkene de telefoon wordt onderzocht. Het onrechtmatig achten van de bewaringsmaatregel betekent echter niet dat daardoor de verblijfsrechtelijke positie wordt gewijzigd en er wordt door deze inbreuk op de grondrechten dus geen rechtmatig verblijf verkregen.
De rechtbank heeft ter zitting met verweerder besproken dat het de vraag is welke gevolgen verbonden zouden moeten worden als geoordeeld zou moeten worden dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor het zonder toestemming onderzoeken van de mobiele telefoon bij aanvang van de asielprocedure en dit onderzoek wel en dus onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Ook in dit geval zal hierdoor geen rechtmatig verblijf ontstaan, terwijl het verkrijgen van rechtmatig verblijf nu juist de inzet van de asielprocedure is. Ook rijst dan de vraag of het relevant is of bij het zonder toestemming en mogelijk zonder wettelijke grondslag onderzoeken van een mobiele telefoon gegevens zijn aangetroffen die door verweerder (mede) ten grondslag worden gelegd aan de beslissing op de asielaanvraag of dat alleen, zoals in de onderhavige procedure, het onderzoek geen relevante gegevens heeft opgeleverd. Tegelijkertijd heeft in de asielprocedure te gelden dat degene die om bescherming verzoekt een inspanningsplicht heeft om zijn relaas te staven. Onder deze inspanningsplicht valt, naar het oordeel van de rechtbank, niet alleen het zoveel mogelijk staven van de beschermingsbehoefte, maar ook het niet achterhouden van gegevens die relevant zijn om die beschermingsbehoefte te onderzoeken.
Weliswaar bestaat er, anders dan in de meeste gehoren is vermeld, geen “plicht om de vragen naar waarheid te beantwoorden”. Het onvolledig en/of onjuist verklaren kan echter wel worden betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Of dit ook zo is als er geen toestemming wordt gegeven om de telefoon te onderzoeken en/of als er op de telefoon relevante gegevens worden aangetroffen maar die gegevens onrechtmatig zijn verkregen, is ook niet aanstonds af te leiden uit regelgeving en jurisprudentie van de Europese Hoven en de Afdeling en er kan ook niet zonder meer een parallel worden getrokken met het strafrecht en de uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs.
16. Deze vragen over artikel 55, tweede lid, van de Vw, acht de rechtbank in zekere zin ook relevant voor de bewaringsprocedures. De Afdeling heeft uitspraak gedaan over het zonder toestemming onderzoeken van de telefoon bij oplegging van de bewaringsmaatregel en de gevolgen daarvan voor de rechtmatigheid van de maatregel. De vraag komt echter ook op wat de gevolgen van het onbevoegd uitlezen van de telefoon zijn als dit geschiedt in de asielprocedure en als de vreemdeling vervolgens na afwijzing van de aanvraag in bewaring wordt gesteld en deze onrechtmatig verkregen informatie wordt gebruikt om de uitzetting te effectueren. Het is de rechtbank bekend dat in enkele procedures door de vreemdeling is aangevoerd dat het zonder toestemming onderzoeken van een mobiele telefoon in een asielprocedure ook gevolgen moet hebben voor een in de terugkeerfase opgelegde bewaringsmaatregel en dat verschillende zittingsplaatsen hebben geoordeeld dat -kort gezegd- de al dan niet rechtmatig aangewende bevoegdheden in de asielprocedure de rechtmatigheid van de bewaringsmaatregel niet regarderen.
16. Verweerder heeft in zijn brief van 25 april 2024 terecht opgemerkt dat de Afdeling in de uitspraak van 3 april 2024 niet heeft gerefereerd aan haar eerdere uitspraken over artikel 55, tweede lid, van de Vw. De rechtbank leidt daar echter niet uit af dat de Afdeling niet tot een zelfde beoordeling zal komen ten aanzien van het zonder toestemming van de betrokkene onderzoeken van een telefoon als het onderzoek heeft plaatsgevonden ter ondersteuning van de beoordeling van een asielaanvraag. In het hoger beroep tegen de bewaringsuitspraak zal geen grief zijn aangevoerd over deze vraag en gelet op het grievenstelsel en de omstandigheid dat óók de Afdeling vermoedelijk niet lichtvaardig buiten de omvang van het geding zal treden, houdt de rechtbank het ervoor, dat de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2024 uitsluitend betrekking heeft op de bewaringsprocedure en dat er uit de enkele omstandigheid dat er geen overwegingen zijn gewijd aan artikel 55, tweede lid, van de Vw geen aanwijzingen blijken hoe de Afdeling zou oordelen als er wel een grief wordt voorgelegd met als inhoud dat artikel 55, tweede lid, van de Vw geen toereikende wettelijke grondslag is om in het kader van het kunnen beoordelen van een asielaanvraag zonder toestemming van de betrokkene een telefoon te onderzoeken.
16. Verweerder heeft tot slot gewezen op het Nader Gehoor van 25 mei 2021, nr. 3280538 en naar onderzoek dat thans plaatsvindt over hoe andere lidstaten -kort gezegd- vergelijkbare onderzoeksbevoegdheden hebben geregeld. De rechtbank merkt op dat deze informatie de vragen van de rechtbank niet wegneemt. Uit het “Advies van de Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het
Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met het regelen van de aanmeldfase, het vervallen van het eerste gehoor in de algemene asielprocedure en het doorvoeren van enkele technische aanpassingen”, valt nu juist te lezen dat is geadviseerd om nader in te gaan op de omstandigheid dat de huidige regeling in de Vreemdelingenwet 2000 strikt genomen alleen ziet op het inzien van (papieren) documenten en bescheiden, en in een sterkere en specifiekere bescherming te voorzien uit oogpunt van bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In reactie hierop is door de toenmalige staatssecretaris met name verwezen naar de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 11 april 2012.
19. In het proces-verbaal van bevindingen van 20 oktober 2023 is gerelateerd dat de verbalisant die de door de Avim verstrekte telefoon van eiser aan een handmatige scan heeft onderworpen in het kader van het onderzoek naar de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling, alsmede ter ondersteuning van het onderzoek of de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet, “geen relevante zaken heeft gezien tijdens het onderzoek aan deze gegevensdrager”.
De rechtbank overweegt desalniettemin -ambtshalve- dat gelet op de Afdelingsuitspraak van 3 april 2024 en gelet op de bewoordingen van artikel 55, tweede lid, van de Vw en de nagenoeg identieke bewoordingen van artikel 59, achtste lid, van de Vw, artikel 55, tweede lid, Vw geen toereikende wettelijke grondslag is om zonder toestemming van de betrokken vreemdeling een mobiele telefoon te onderzoeken ter ondersteuning van het onderzoek of een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw kan worden ingewilligd. De rechtbank zal daar evenwel in deze procedure geen gevolgen aan verbinden. De gemachtigde van eiser heeft in hetzelfde bericht als waarin is medegedeeld dat eiser en zij niet ter zitting zullen verschijnen en dat op 25 april 2024 om 16:56 uur aan het dossier is toegevoegd, medegedeeld dat eiser destijds toestemming heeft gegeven om de telefoon te onderzoeken. De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal van bevindingen van 20 oktober 2023 niet blijkt dat de verbalisant die het onderzoek aan de telefoon heeft verricht op de hoogte was van deze toestemming of zich ervan heeft vergewist of toestemming door eiser was gegeven. Ook uit de overige dossierstukken blijkt niet dat toestemming aan eiser voor onderzoek aan de telefoon is gevraagd en door eiser is gegeven. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt ook zonder toestemming van eiser bevoegd te zijn geweest om de telefoon te onderzoeken op de wijze zoals dat is geschied, acht de rechtbank dit onjuist. Nu de gemachtigde van eiser uitdrukkelijk aangeeft dat eiser toestemming heeft gegeven zal de rechtbank daarvan uitgaan ondanks dat hiervoor geen bevestiging blijkt in de verslaglegging van het onderzoek. Indien eiser toestemming heeft gegeven voor het onderzoek, is het onderzoek daarom rechtmatig geweest. Dat artikel 55, tweede lid, van de Vw naar het oordeel van de rechtbank geen toereikende wettelijke grondslag is om zonder toestemming van de betrokken vreemdeling een mobiele telefoon te onderzoeken, heeft om die reden geen gevolgen voor de uitspraak op het beroep gericht tegen het overdrachtsbesluit. De rechtbank acht het niet opportuun om thans te beoordelen of en zo ja welke gevolgen het zonder toestemming en zonder wettelijke grondslag onderzoeken van een telefoon, moeten worden verbonden bij het beoordelen van een overdrachtsbesluit.
20. Zoals hiervoor overwogen slagen de beroepsgronden niet. Verweerder is bevoegd om eiser gedurende de overdrachtstermijn aan Duitsland over te dragen. Omdat het beroep ongegrond is, hoeft verweerder geen proceskosten te vergoeden.
20. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.M.F. Roijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 mei 2024
Documentcode: DSR36982154