ECLI:NL:RBDHA:2024:6948
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking tijdelijke bescherming en ontvankelijkheid van beroep tegen informatiebrief
Op 1 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een brief van 29 januari 2024, waarin werd meegedeeld dat haar tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigde. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelde dat de brief waartegen het beroep was ingesteld, niet als een besluit kan worden aangemerkt. Dit is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank op 16 april 2024, waarin werd vastgesteld dat de brief enkel informatieve waarde had en geen nieuwe juridische gevolgen creëerde. De tijdelijke bescherming van derdelanders uit Oekraïne eindigde automatisch op 4 maart 2024, zoals vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aangezien de brief geen juridisch gevolg beoogde, was het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.