Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Libische nationaliteit, heeft op 27 februari 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 7 maart 2024 buiten behandeling gesteld. De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.
De rechtbank constateert dat eiser zich na zijn overdracht van België naar Nederland op 15 november 2023 niet heeft gemeld bij het COA en als met onbekende bestemming is geregistreerd. Op 24 januari 2024 heeft Duitsland een claim ingediend op basis van de Dublinverordening, die door Nederland is geaccepteerd, maar er heeft nog geen overdracht plaatsgevonden. De rechtbank moet beoordelen of eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, gezien zijn onbekende verblijfplaats.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven geen contact te hebben met eiser, wat de rechtbank doet concluderen dat eiser geen procesbelang meer heeft. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe.