ECLI:NL:RBDHA:2024:7023
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Intrekking tijdelijke bescherming en ontvankelijkheid van beroep tegen informatiebrief
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.R.F. Berte, heeft beroep ingesteld tegen een brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigt. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er sprake was van een kennelijke uitkomst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief waartegen het beroep is ingesteld, niet kan worden aangemerkt als een besluit. Dit is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin werd geoordeeld dat een dergelijke informatiebrief geen nieuwe juridische gevolgen creëert. De brief geeft enkel informatie over de gevolgen van een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd bepaald dat de tijdelijke bescherming van derdelanders uit Oekraïne automatisch eindigt op 4 maart 2024.
Aangezien de brief geen juridisch gevolg beoogt, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.