ECLI:NL:RBDHA:2024:7033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.9670
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking tijdelijke bescherming en de ontvankelijkheid van beroep tegen informatiebrief

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, heeft beroep ingesteld tegen een brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigt. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er sprake was van een kennelijke uitkomst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief waartegen het beroep is ingesteld, niet kan worden aangemerkt als een besluit. Dit is in lijn met een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin werd geoordeeld dat een dergelijke informatiebrief geen nieuwe juridische gevolgen creëert. De brief heeft enkel informatieve waarde en is een gevolg van een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd bepaald dat de tijdelijke bescherming van derdelanders uit Oekraïne automatisch eindigt op 4 maart 2024.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9670

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In de brief van 29 januari 2024 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5415, is onder meer geoordeeld dat een brief zoals die waartegen dit beroep is gericht niet is aan te merken als een besluit. Het gaat namelijk om een brief die alleen maar informatie geeft over de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32. In die uitspraak is geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van zogenoemde derdelanders Oekraïne van rechtswege, dat wil zeggen: automatisch, op 4 maart 2024 eindigt. De brief roept dus geen nieuwe juridische gevolgen in het leven.
3. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb staat dat een besluit onder meer inhoudt dat er een juridisch gevolg wordt beoogd. In artikel 8:1 van de Awb staat dat alleen tegen besluiten beroep kan worden ingesteld.
4. Gelet hierop is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.