ECLI:NL:RBDHA:2024:7040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.13933
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft zijn zaak gepresenteerd in Middelburg, waar ook een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat niet in geschil is dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiser. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel toegepast, wat inhoudt dat Nederland ervan uit mag gaan dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. De rechtbank heeft verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is bevestigd dat niet-kwetsbare, alleenstaande, mannelijke asielzoekers gebruik kunnen maken van nood- en daklozenopvang in België.

Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in België in een situatie van verregaande materiële deprivatie zou komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belgische autoriteiten de asielaanvraag van eiser hebben geaccepteerd en dat zij zich inspannen om opvang te realiseren. De rechtbank heeft ook de medische informatie van eiser in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat deze informatie niet leidt tot een ander oordeel. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat hij geen toegang zou hebben tot noodzakelijke medische zorg in België.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13933
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 in Breda op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Toma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Wel in geschil is of Nederland die verantwoordelijkheid aan zich moet trekken met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. [1]
2. Uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dat onlangs nog bevestigd in twee uitspraken van 13 maart 2024. [2] Hierbij is geoordeeld dat niet-kwetsbare, alleenstaande, mannelijke asielzoekers wel degelijk gebruik kunnen maken van nood- en daklozenopvang. De klacht ter zitting dat de Afdelingsuitspraken niet overtuigend zijn, deelt de rechtbank niet. Uit de informatie die door de Belgische autoriteiten is verschaft blijkt dat zij zich inspannen om meer, al dan niet tijdelijke, opvangplekken te realiseren. Dat eiser geen rechtsbijstand of medische voorzieningen kan krijgen, blijkt in het geheel niet. Verwezen wordt naar rechtsoverweging 5.5.4 van één van de twee Afdelingsuitspraken van 13 maart 2024. [3] Daaruit blijkt dat asielzoekers die niet onmiddellijk opvang krijgen worden geplaatst op een wachtlijst en dat de personen die op de wachtlijst staan recht hebben op medische en psychologische ondersteuning en juridische bijstand. Weliswaar heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens België veroordeeld, maar sindsdien heeft België inspanningen verricht om nieuwe, al dan niet tijdelijke, opvangplaatsen te realiseren. Hieruit kan worden afgeleid dat de Belgische autoriteiten niet onverschillig staan tegenover de belangen van asielzoekers.
3. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat hij terecht zou komen in een situatie van verregaande materiële deprivatie. Eiser is daarin niet geslaagd. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat België bij de behandeling van eisers asielverzoek de Europese asielrichtlijnen en verdragsrechtelijke verplichtingen niet in acht zal nemen. De Belgische autoriteiten hebben de claim geaccepteerd. Daarmee garanderen zij dat ze het asielverzoek in behandeling zullen nemen. Dan mag ervan worden uitgegaan dat zij dat asielverzoek zorgvuldig zullen beoordelen. Eisers stelling dat hij geen opvang, medische zorg en juridische bijstand kan krijgen, is niet onderbouwd.
4. De op 1 mei 2024 overgelegde medische informatie leidt niet tot een ander oordeel. Hieruit blijkt dat in 2022 in België is geconstateerd dat eiser problemen heeft met zijn rechterknie (meniscus en kruisband) en dat eiser op 30 april 2024 een afspraak heeft gehad in het ziekenhuis in Tilburg. Verder is ter zitting gebleken dat eiser op 30 mei 2024 een vervolgafspraak heeft. Voor zover behandeling nu alsnog nodig zou blijken te zijn aan de rechterknie van eiser, kan die ook in België worden verricht en kan uitwisseling van medische gegevens plaatsvinden bij overdracht (artikel 32 van de Dublinverordening). Niet is gebleken dat eiser niet de noodzakelijke medische behandeling heeft ondergaan in België of dat hij niet kan klagen indien hij bij terugkeer geen medische behandeling krijgt. Verweerder heeft in deze feiten en omstandigheden ook geen aanleiding hoeven zien om onverplicht toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskosten bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening EU nr. 604/2013.