In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 mei 2024, wordt het beroep van eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag. De rechtbank had eerder, op 11 juli 2023, bepaald dat verweerder binnen zestien weken op de aanvraag moest beslissen. Eiser stelt dat deze termijn is overschreden en dat er geen besluit is genomen, wat hem ertoe heeft aangezet om beroep in te stellen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder de termijn niet heeft nageleefd. De rechtbank wijst erop dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits hij eerst een ingebrekestelling heeft gedaan. In dit geval was een ingebrekestelling niet nodig, omdat de rechtbank al een duidelijke termijn had gesteld die inmiddels was verstreken.
De rechtbank legt verweerder een nieuwe termijn op van acht weken om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in asielzaken en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen.