ECLI:NL:RBDHA:2024:7174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
NL24.4516
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voorlopig verblijf en toepassing jongvolwassenenbeleid in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 6 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres, een Eritrese vrouw, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar aanvraag voor een mvv had afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 22 april 2024, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. J.W. van de Wege, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A. Dijcks.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en haar zoon, die als referent optreedt, al lange tijd gescheiden leven. De referent heeft in 2016 asiel verkregen in Nederland en heeft sindsdien zelfstandig geleefd. Eiseres heeft in het verleden meerdere aanvragen voor een mvv ingediend, maar deze zijn steeds afgewezen. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit gesteld dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is, omdat de referent al acht jaar gescheiden leeft van eiseres en in zijn eigen onderhoud voorziet. Eiseres betwist dit en voert aan dat er wel degelijk sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en verweerder gewogen en geconcludeerd dat er geen beschermenswaardig gezinsleven aanwezig is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is en dat de belangenafweging in het bestreden besluit correct is uitgevoerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4516

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. S.H.J. Muijlkens en mr. A. Dijcks).

Inleiding

In het besluit van 12 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) opnieuw ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op een zitting behandeld in Breda. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens was aanwezig G. Frezgi Hagos, referent. Als tolk is verschenen S.B. Aniania. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Dijcks.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Eritrese nationaliteit. Haar zoon [naam referent] treedt in deze procedure op als referent. Dit betekent dat hij bij verweerder een aanvraag heeft ingediend om eiseres naar Nederland te laten komen. Referent heeft op 28 september 2016 een asielvergunning gekregen in Nederland.
2. Op 12 december 2016 heeft eiseres een aanvraag ingediend om verlening van een mvv in het kader van nareis. Een mvv is een soort inreisvisum. In het besluit van 27 maart 2018 heeft verweerder deze aanvraag ingewilligd. Eiseres was echter niet in de gelegenheid om daadwerkelijk van de mvv gebruik te maken.
3. Vervolgens heeft eiseres op 9 oktober 2019 een aanvraag ingediend om verlening van een mvv in het kader van verblijf bij een familie- of gezinslid. In het besluit van 25 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. In het besluit van 14 december 2020 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Op 23 maart 2022 heeft verweerder het besluit van 14 december 2020 ingetrokken. Op 19 april 2022 heeft verweerder referent gehoord. In het besluit van 19 januari 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard. Op 27 juli 2023 heeft verweerder het besluit van 19 januari 2023 ook weer ingetrokken. Op 28 september 2023 is referent opnieuw door verweerder gehoord.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard. Omdat referent minderjarig was toen hij Eritrea verliet en omdat hij aannemelijke verklaringen heeft afgelegd over het ontbreken van documenten over zijn familierechtelijke relatie met eiseres, geeft verweerder op dat punt het voordeel van de twijfel. Volgens verweerder is echter het jongvolwassenenbeleid in dit geval niet van toepassing, omdat referent al acht jaar gescheiden leeft van eiseres en omdat hij in zijn eigen onderhoud voorziet. Ook is er volgens verweerder geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. Ten slotte vindt verweerder dat het individuele belang van eiseres om bij referent in Nederland te verblijven niet opweegt tegen het algemene belang van de Nederlandse Staat.
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst aan de richtlijn 2003/86/EG (Gezinsherenigingsrichtlijn). Ook voert zij aan dat het jongvolwassenenbeleid wel van toepassing is. Hier ging verweerder in het besluit van 19 januari 2023 ook van uit en het is in strijd met de rechtszekerheid om daarvan terug te komen. Volgens eiseres heeft verweerder te weinig rekening gehouden met het feit dat zij gedwongen is gescheiden van referent omdat hij moest vluchten, en met het feit dat referent ten tijde van de aanvraag pas negentien jaar oud was. Dat referent gedurende de lange procedure stappen naar zelfstandigheid heeft gezet mag hem niet worden tegengeworpen. Verder voert eiseres aan dat verweerder in de belangenafweging te weinig gewicht heeft toegekend aan de bijzondere omstandigheid dat er eerder een mvv nareis is verleend, aan het feit dat referent een goed salaris heeft, en aan de objectieve belemmering voor referent om naar Eritrea terug te keren. Ook heeft verweerder volgens eiseres juist teveel gewicht toegekend aan het restrictieve toelatingsbeleid en de economische belangen van de Nederlandse Staat.
6. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld dat het bestreden besluit volgens hem juist is. Eiseres kan geen aanvullende aanspraken ontlenen aan de Gezinsherenigingsrichtlijn. Er wordt niet voldaan aan de vereisten van het jongvolwassenenbeleid. Dat er sprake is van een onvrijwillige scheiding is ten voordele meegewogen, maar dat referent inmiddels al lang zelfstandig woont en in eigen onderhoud voorziet geeft de doorslag. Dat referent eerder een alleenstaande minderjarige vreemdeling was laat dit onverlet. Er is niet in strijd met de rechtszekerheid gehandeld, omdat het verweerder vrij staat om van een eigen besluit terug te komen. Nu er geen sprake is van gezinsleven is voldoende gemotiveerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv.
7. Tijdens de zitting hebben eiseres en verweerder over en weer op elkaars standpunten kunnen reageren. De rechtbank zal het bestreden besluit toetsen aan de hand van de beroepsgronden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Beoordelingskader
8. Iedereen heeft recht op respect voor zijn familie- en gezinsleven. Dat staat in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9. In het geval van een ouder en diens meerderjarige kind is sprake van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM als tussen hen een meer dan gebruikelijke band bestaat (
additional elements of dependancy involving more than the normal emotional ties). Of een dergelijke band aanwezig is, moet van geval tot geval worden beoordeeld aan de hand van alle relevante feitelijke omstandigheden. Daarbij mag geen doorslaggevend gewicht worden toegekend aan de vraag of sprake is van exclusieve afhankelijkheid. Dit staat in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.
10. Beschermenswaardig familieleven tussen een ouder en een meerderjarig kind kan, zonder dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke band, uitsluitend worden aangenomen als het meerderjarige kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of een relatie. Dit wordt het jongvolwassenenbeleid genoemd en staat vermeld in onderdeel B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
11. De bestuursrechter moet kijken naar de feiten en omstandigheden zoals die waren ten tijde van het bestreden besluit (
ex tunc-toetsing). Als sprake is van een nareissituatie zoals bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt hiervan afgeweken. Dan wordt er gekeken naar het moment van binnenkomst van de referent in Nederland. Deze uitzondering doet zich in deze zaak niet voor.
12. Ten tijde van het bestreden besluit gold daarnaast dat ongeacht de vraag of er beschermenswaardig familieleven aanwezig is een belangenafweging moet worden gemaakt. In een dergelijke belangenafweging moet een goed evenwicht (
fair balance) worden gevonden tussen de belangen van de vreemdeling enerzijds, en die van de Nederlandse Staat anderzijds. Ook hierbij moeten alle relevante omstandigheden van het individuele geval worden betrokken. Dit is nu echter anders. In de uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188, heeft de Afdeling namelijk geoordeeld dat wanneer na een volledige beoordeling blijkt dat er geen beschermenswaardig familieleven aanwezig is geen belangenafweging meer hoeft te worden verricht.
13. De bestuursrechter toetst zonder terughoudendheid, met andere woorden: volledig, of alle relevante omstandigheden in de beoordeling zijn betrokken. De bestuursrechter toetst met enige terughoudendheid of het samenstel van deze omstandigheden heeft geleid tot een juiste conclusie over het familieleven. Dit komt doordat verweerder hierbij beoordelingsruimte heeft (
margin of appreciation).

Bespreking van de beroepsgronden

14. Eiseres kan niet worden gevolgd in haar stelling dat verweerder ten onrechte niet aan de Gezinsherenigingsrichtlijn heeft getoetst. Eiseres is namelijk geen kerngezinslid zoals bedoeld in artikel 4 van die richtlijn. De toets aan deze richtlijn is dan gelijk aan de toets in het kader van artikel 8 van het EVRM, die in het bestreden besluit is verricht. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:980.
15. Ook kan eiseres niet worden gevolgd in haar stelling dat verweerder in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel heeft gehandeld door in het bestreden besluit terug te komen van het standpunt dat het jongvolwassenenbeleid in dit geval van toepassing is. Het staat bestuursorganen namelijk vrij om een eigen besluit in te trekken. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd toegelicht waarom het jongvolwassenenbeleid in dit geval niet van toepassing is, en heeft eiseres in deze procedure de mogelijkheid om zich hiertegen te verweren.
16. Verweerder heeft in het bestreden besluit onderkend dat referent onvrijwillig van eiseres is gescheiden omdat hij uit Eritrea moest vluchten. Ook heeft verweerder onderkend dat referent negentien jaar oud was toen hij de eerste aanvraag voor overkomst van eiseres indiende. Maar gelet op het hiervoor onder 11 weergegeven peilmoment heeft verweerder ook terecht in de beoordeling betrokken dat referent sindsdien al ruim acht jaar zelfstandig woont en dat hij al ruim zes jaar in zijn eigen onderhoud voorziet. De rechtbank volgt eiseres in zoverre in haar beroepsgronden dat de tijd die verloren is gegaan doordat verweerder meerdere onjuiste besluiten heeft genomen (die hij om die reden ook zelf weer heeft ingetrokken) niet ten nadele van eiseres mag komen. De rechtbank is echter van oordeel dat ook als deze periodes niet worden meegerekend geen aanleiding bestaat voor een ander oordeel. Ten tijde van het eerste, later ingetrokken, besluit op bezwaar was namelijk al sprake van het gedurende meerdere jaren gescheiden leven en voorzien in eigen onderhoud. Hierbij heeft verweerder kunnen wijzen op de periode tussen het niet afhalen van de mvv nareis en het aanvragen van de mvv familie- en gezin. Als de termijn waarbinnen de mvv nareis kan worden afgehaald niet wordt meegerekend, gaat het om een periode van een jaar. Referent heeft hierover verklaard dat hij op advies van Vluchtelingenwerk gewacht heeft totdat zijn vader vrijkwam uit detentie, zodat hij meteen ook voor zijn broertjes aanvragen kon indienen (waarvoor een door de vader ondertekende toestemmingsverklaring nodig is). Dit laat echter onverlet dat eiser er meteen voor had kunnen kiezen om voor zijn moeder een nieuwe aanvraag in te dienen. Dat hij dit niet heeft gedaan, draagt niet bij aan de juistheid van zijn stellingname dat hij als een jongvolwassene in de zin van verweerders beleid moet worden gezien.
17. Uit het voorgaande vloeit voort dat het jongvolwassenenbeleid terecht niet van toepassing is geacht. Dat tussen eiseres en referent geen sprake is van een meer dan gebruikelijke band is niet in geschil. Verweerder heeft dan ook al met al niet ten onrechte overwogen dat er in dit geval geen sprake is van beschermenswaardig gezinsleven. Gelet op de hiervoor onder 13 aangehaalde uitspraak, komt de rechtbank niet meer toe aan de beroepsgronden over de belangenafweging.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.