ECLI:NL:RBDHA:2024:7223

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
NL24.1474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Venezolaanse eiser wegens onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in het beroep van een Venezolaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Nederlandse autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de eiser geen gelijk heeft gekregen. De eiser, die op 2 juni 2022 asiel aanvroeg, stelde dat hij vanwege zijn politieke activiteiten in Venezuela en zijn lidmaatschap van een politieke partij werd bedreigd door een Sergeant-Majoor. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn vrees voor vervolging aannemelijk te maken. De rechtbank oordeelde dat de informatie die de eiser had verstrekt over de bedreigingen en de omstandigheden in Venezuela niet geloofwaardig was. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser na zijn terugkeer naar Venezuela in mei 2022 geen problemen heeft ondervonden, wat zijn claim ondermijnt. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat en dat zijn asielrelaas niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de verweerder, het Ministerie van Justitie en Veiligheid, bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1474

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1],

V-nummer: [nummer], eiser,
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

verweerder van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 21 december 2023 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3. De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M.G. Verharen, als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De asielaanvraag
6.
Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Venezolaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 2 juni 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Eiser heeft de volgende redenen opgegeven voor deze aanvraag. Hij was lid van de politieke partij [naam 2] en verrichtte als activist diverse werkzaamheden. Op 30 mei 2017 is eiser vervolgens staande gehouden door Sergeant-Majoor [n aam] (hierna: de Sergeant-Majoor), waardoor er een conflict ontstond. Hiervan is aangifte gedaan. Als gevolg van de aangifte is eiser bedreigd door de Sergeant-Majoor. Eiser is daarom in juni 2017 naar Panama gevlucht. Na eisers terugkeer in Venezuela in mei 2022 heeft hij via zijn vader opnieuw een dreigement ontvangen van de Sergeant-Majoor. Zijn vader is toen telefonisch bedreigd door de Sergeant-Majoor. Daarnaast vond er een huiszoeking plaats door de Guarda National in de woning waar eiser voor zijn vertrek naar Panama woonde. Bij terugkeer naar Venezuela vreest eiser opnieuw bedreigd te worden door de Sergeant-Majoor.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Lidmaatschap en activiteiten voor [naam 2];
  • Staandehouding op 30 mei 2017;
  • Overige problemen met de Sergeant-Majoor.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder heeft de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, zijn lidmaatschap van en activiteiten voor [naam 2] en de staandehouding op 30 mei 2017 geloofwaardig geacht. Verweerder vindt de overige problemen met de Sergeant-Majoor echter niet geloofwaardig. Verweerder heeft verder geconcludeerd dat eiser geen vluchteling is zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en bij terugkeer naar Venezuela geen reëel risico loopt op ernstige schade. In dit verband heeft verweerder overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn politieke activiteiten in Nederland in de negatieve belangstelling van de Venezolaanse autoriteiten staat.
De overige problemen met de Sergeant-Majoor en eisers gedragingen in Panama
8. Eiser voert allereerst aan dat de overige problemen met de Sergeant-Majoor ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht door verweerder. Het is onredelijk dat verweerder aan eiser tegenwerpt dat hij niet precies weet hoe de Sergeant-Majoor aan zijn telefoonnummer is gekomen. Deze bewijslast is te zwaar. Daarnaast voert eiser aan dat hij onmogelijk kan onderbouwen waarom de Sergeant-Majoor na al die jaren nog negatieve aandacht heeft voor hem. Ook hier geldt een te zware bewijslast. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat eiser nog in de negatieve belangstelling staat van de Sergeant-Majoor. Verweerder heeft niet onderbouwd waarom het op zichzelf bezien ongeloofwaardig is dat het telefonische dreigement en de huiszoeking hebben plaatsgevonden. Hierover zijn duidelijke en consistente verklaringen afgelegd. Gelet op de inhoud van het dreigtelefoontje en de omstandigheid dat de huiszoeking plaatsvond op het laatste adres waar eiser woonachtig was, is het aannemelijk dat deze gebeurtenissen verband hielden met de negatieve aandacht van de Sergeant-Majoor. Tot slot volgt eiser niet het standpunt van verweerder dat de gedragingen van hem in Panama afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. Eiser had de hoop dat de situatie in Venezuela verbeterd was. Eiser heeft duidelijk uitgelegd dat het niet meer mogelijk was om zijn verblijf in Panama legaal te verlengen. Eiser heeft ook niet tegenstrijdig verklaard over het inschakelen van een advocaat. Eiser wilde voorkomen dat hij zou worden opgepakt, gedetineerd en uitgezet.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat de informatie die op de kopie van de aangifte van eiser staat niet overeenkomt met eisers verklaringen over de aangifte. Eiser heeft immers verklaard dat hij zijn telefoonnummer heeft doorgegeven tijdens het doen van aangifte, [2] maar het vak waarin het telefoonnummer genoteerd zou moeten worden is leeg. In dit verband heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat in het geval eiser zijn telefoonnummer daadwerkelijk had afgegeven, het logisch zou zijn dat ook dit vak ingevuld zou zijn. Gelet hierop heeft verweerder niet hoeven volgen dat de Sergeant-Majoor eisers telefoonnummer via de aangifte heeft verkregen. Verweerder heeft verder terecht vastgesteld dat de opties en mogelijkheden die eiser noemt als verklaring voor hoe de Sergeant-Majoor achter zijn telefoonnummer is gekomen aannames en speculaties zijn. Dit is verder ook niet onderbouwd.
10. Verweerder heeft daarnaast niet hoeven volgen dat de Sergeant-Majoor eiser vijf jaar later nog zou bedreigen of lastigvallen vanwege de aangifte. In dit verband heeft verweerder kunnen wijzen op eisers verklaring dat de Sergeant-Majoor geen problemen heeft ondervonden als gevolg van de aangifte en op het feit dat eiser geen bekend politiek persoon is. Daarbij heeft verweerder ook kunnen wijzen op de omstandigheid dat eiser nooit eerder persoonlijke problemen heeft gehad met de Sergeant-Majoor of andere personen werkzaam bij de autoriteiten. Ook niet in verband met zijn politieke activiteiten. Verweerder heeft terecht overwogen dat eisers stelling dat de negatieve aandacht voorkomt uit persoonlijke rancune, slechts een vermoeden is dat niet is onderbouwd. Eiser heeft geen inzicht gegeven in waar deze rancune op is gebaseerd en waarom deze rancune vijf jaar later nog steeds zou bestaan. Verweerder heeft verder kunnen tegenwerpen dat eiser zijn vermoedens over het dreigtelefoontje en de inval bij zijn schoonouders niet heeft kunnen concretiseren. In dit verband heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat zelfs wanneer de telefonische bedreiging geloofwaardig wordt geacht, eiser zelf heeft aangegeven dat het vermoedelijk om de Sergeant-Majoor ging. [3] Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser niet heeft geconcretiseerd waarom de Sergeant-Majoor bij de huiszoeking betrokken zou zijn. Daarbij komt dat eiser ook geen concrete bewijzen heeft overgelegd. Gelet hierop volgt de rechtbank niet de stelling dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat eiser nog in de negatieve belangstelling staat van de Sergeant-Majoor. De rechtbank volgt ook niet eisers stelling dat sprake is van een te zware bewijslast: het is immers aan eiser om met zijn verklaringen zijn asielrelaas aannemelijk te maken.
11. Verweerder heeft tot slot niet ten onrechte overwogen dat de keuze om terug te keren naar Venezuela afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser niet duidelijk heeft gemaakt waarom terugkeer naar Venezuela de enige optie was. De enkele stelling dat het niet mogelijk was om zijn verblijf in Panama legaal te verlengen leidt daarom niet tot een ander oordeel. Eiser heeft ook onvoldoende onderbouwd waarom verlenging van zijn verblijf in Panama niet tot de mogelijkheden behoorde. De enkele omstandigheid dat de website het niet deed en eiser één keer zou zijn weggestuurd is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft in zijn verweerschrift verder kunnen wijzen op de omstandigheid dat het logisch zou zijn dat eiser, gelet op zijn asielrelaas, voorafgaand aan zijn vertrek contact had opgenomen met één van zijn familieleden óf zijn vriendin om te controleren of de situatie in Venezuela daadwerkelijk was gewijzigd.
Politieke activiteiten (in Nederland)
12. Eiser voert aan dat hij wel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn politieke activiteiten in Nederland in de negatieve aandacht staat van de Venezolaanse autoriteiten. Het standpunt van verweerder dat eiser pas na het voornemen in Nederland politiek actief is geworden is feitelijk onjuist. Eiser is namelijk op 25 oktober 2023 gestart in zijn functie van mensenrechtenactivist. Dit blijkt uit de overgelegde verklaring van de organisatie Venezolaanse Vluchtelingen. Gelet op eisers functie is er wel degelijk sprake van een prominente rol in Nederland. Eiser wijst verder op de foto’s die bij de zienswijze zijn overgelegd en waaruit volgt dat eiser ook in de openbaarheid politiek actief is, bijvoorbeeld door zijn deelname aan de demonstratie op 15 november 2023. Ter onderbouwing heeft eiser verwezen naar een link van een video op X. Deze video is terechtgekomen op de X-pagina van Belinda en vervolgens door een journalist gedeeld en geplaatst op de overheidssite Iquana TV. Dat eiser niet aan het woord komt in de video is juist, maar hij staat prominent bij de spreker en het is duidelijk dat deze ook namens hem spreekt. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte niet heeft gevolgd dat zijn partner is bedreigd door de Sergeant-Majoor of de Venezolaanse autoriteiten. In tegenstelling tot de stelling van verweerder stond de video al vrijwel de hele dag online toen de partner werd benaderd. Uit de overgelegde aangifte gedaan door de partner van eiser wordt daarnaast wel degelijk duidelijk tegen wie aangifte wordt gedaan. Tot slot ondersteunt de omstandigheid dat eisers partner als gevolg van het incident een paniekaanval kreeg en daarom medische zorg nodig had wel degelijk de geloofwaardigheid van het incident.
12. In het verweerschrift heeft verweerder een aanvullende motivering gegeven naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie) van 21 september 2023 [4] en de uitspraak van de hoogste bestuursrechter [5] van 17 januari 2024. [6] 14. De rechtbank stelt vast dat in de verwijzingsuitspraak van de hoogste bestuursrechter [7] die heeft geleid tot de hierboven genoemde uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie expliciet is opgenomen over welke groepen vreemdelingen die verwijzingsuitspraak niet geldt. Dit is toegelicht aan de hand van een aantal situaties. [8]
15.
Eén uitzonderingssituatie die wordt genoemd komt overeen met hetgeen is aangevoerd door eiser. Eiser verrichtte in het land van herkomst al politieke activiteiten, maar heeft daarvan geen problemen ondervonden. Eiser heeft hierover ook verklaard. Hij stelt dat de gestelde problemen met de Sergeant-Majoor niets te maken hadden met zijn werkzaamheden voor de partij. [9] Eiser stelt dat hij ná vertrek uit het land van herkomst door politieke activiteiten in de negatieve aandacht van een actor van vervolging in het land van herkomst is komen te staan. Ten aanzien van deze situatie dient gekeken te worden naar de gegrondheid van de vrees en niet naar de vraag of sprake is van een politieke overtuiging die een vreemdeling bij terugkeer zou willen uiten. Het gaat dan om de geloofwaardigheid en zwaarwegendheid van wat daadwerkelijk heeft plaatsgevonden qua activiteiten en of daar gegronde vrees uit kan worden afgeleid. Dit kan op gebruikelijke wijze worden beoordeeld, onder meer op basis van de afgelegde verklaringen en algemene landeninformatie over de actor van vervolging.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd dat in eisers geval geen sprake is van een gegronde vrees voor vervolging vanwege de door hem na zijn vertrek uit Venezuela verrichte activiteiten. Verweerder heeft daarbij terecht overwogen dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat hij vanwege zijn politieke activiteiten persoonlijk in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Bij deze beoordeling heeft hij de informatie in het Algemeen Ambtsbericht Venezuela van juni 2020 betrokken. Verweerder heeft niet hoeven volgen dat eiser nu in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat vanwege zijn deelname aan een demonstratie in Nederland op 15 november 2023. Verweerder heeft in dit verband kunnen tegenwerpen dat eiser in de video die is geplaatst op X een passieve houding heeft en uit het Algemeen Ambtsbericht volgt dat dergelijke demonstranten niet persoonlijk in de negatieve belangstelling staan van de autoriteiten. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit kunnen opmerken dat het onduidelijk is wat de link met de autoriteiten is met het account waarop het filmpje staat. Het tijdstip van de plaatsing van de video op X daargelaten, heeft verweerder in het bestreden besluit niet ten onrechte overwogen dat niet kan worden gevolgd dat eisers partner is benaderd door de Sergeant-Majoor of de autoriteiten naar aanleiding van het op X geplaatste filmpje. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat het om een kopie van de aangifte van de partner gaat, waaraan geringe bewijswaarde kan worden toegekend. Verweerder heeft daarbij verder kunnen betrekken dat uit de aangifte niet duidelijk wordt tegen wie nu precies aangifte wordt gedaan, wie de mannen zijn die haar bedreigd zouden hebben en dat in de aangifte wordt gesproken over foto’s terwijl het gaat om een video. Verweerder heeft hierbij ook kunnen betrekken dat uit deze aangifte blijkt dat tegen eisers partner gezegd zou zijn dat eiser beter zijn mond kon houden, terwijl eiser in de desbetreffende video niet aan het woord was. De rechtbank volgt verder niet eisers stelling dat de omstandigheid dat eisers partner als gevolg van het incident een paniekaanval kreeg en daarom medische zorg nodig had wel degelijk de geloofwaardigheid van het incident ondersteunt. Uit dit document blijkt namelijk niet dat het medisch bezoek van eisers partner enig verband houdt met dat zij is benaderd op straat door twee mannen en dat dit gelinkt is aan de autoriteiten. Verweerder heeft derhalve terecht overwogen dat eiser ten gevolge van de plaatsing van de video van de demonstratie niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan De rechtbank volgt verweerder verder in zijn in het verweerschrift ingenomen standpunt dat het lidmaatschap van de Stichting Venezolaanse Vluchtelingen als geassocieerd mensenrechtenactivist los staat van politieke activiteiten. In dit verband heeft verweerder kunnen wijzen op de functieomschrijving en doelstelling van de stichting, waaruit niet kan worden afgeleid dat de functie van eiser of de stichting politiek gericht is. De beroepsgronden van eiser over het moment waarop eiser politiek actief is geworden kunnen verder nergens toe leiden, omdat verweerder slechts heeft opgemerkt dat eiser pas ná het uitbrengen van het voornemen van 3 november 2023 politiek actief is geworden en daarna heeft overwogen dat dit natuurlijk niet wegneemt dat eiser alsnog politiek actief kan zijn in Nederland.

Conclusie en gevolgen

17. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. Verweerder hoeft daarom aan eiser geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie pagina 8 van het verslag van het nader gehoor.
3.Zie pagina 21 van het verslag van het nader gehoor.
4.Met het kenmerk: ECLI:EU:C:2023:688.
5.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:505.
8.Zie rechtsoverweging 18 en verder van deze uitspraak.
9.Zie pagina 19 van het verslag van het nader gehoor.