Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1],
verweerder van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Venezolaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 2 juni 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Eiser heeft de volgende redenen opgegeven voor deze aanvraag. Hij was lid van de politieke partij [naam 2] en verrichtte als activist diverse werkzaamheden. Op 30 mei 2017 is eiser vervolgens staande gehouden door Sergeant-Majoor [n aam] (hierna: de Sergeant-Majoor), waardoor er een conflict ontstond. Hiervan is aangifte gedaan. Als gevolg van de aangifte is eiser bedreigd door de Sergeant-Majoor. Eiser is daarom in juni 2017 naar Panama gevlucht. Na eisers terugkeer in Venezuela in mei 2022 heeft hij via zijn vader opnieuw een dreigement ontvangen van de Sergeant-Majoor. Zijn vader is toen telefonisch bedreigd door de Sergeant-Majoor. Daarnaast vond er een huiszoeking plaats door de Guarda National in de woning waar eiser voor zijn vertrek naar Panama woonde. Bij terugkeer naar Venezuela vreest eiser opnieuw bedreigd te worden door de Sergeant-Majoor.
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Lidmaatschap en activiteiten voor [naam 2];
- Staandehouding op 30 mei 2017;
- Overige problemen met de Sergeant-Majoor.
Eén uitzonderingssituatie die wordt genoemd komt overeen met hetgeen is aangevoerd door eiser. Eiser verrichtte in het land van herkomst al politieke activiteiten, maar heeft daarvan geen problemen ondervonden. Eiser heeft hierover ook verklaard. Hij stelt dat de gestelde problemen met de Sergeant-Majoor niets te maken hadden met zijn werkzaamheden voor de partij. [9] Eiser stelt dat hij ná vertrek uit het land van herkomst door politieke activiteiten in de negatieve aandacht van een actor van vervolging in het land van herkomst is komen te staan. Ten aanzien van deze situatie dient gekeken te worden naar de gegrondheid van de vrees en niet naar de vraag of sprake is van een politieke overtuiging die een vreemdeling bij terugkeer zou willen uiten. Het gaat dan om de geloofwaardigheid en zwaarwegendheid van wat daadwerkelijk heeft plaatsgevonden qua activiteiten en of daar gegronde vrees uit kan worden afgeleid. Dit kan op gebruikelijke wijze worden beoordeeld, onder meer op basis van de afgelegde verklaringen en algemene landeninformatie over de actor van vervolging.