ECLI:NL:RBDHA:2024:7234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
NL23.30659
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende facilitair visum

Op 16 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de proceskostenveroordeling van verzoeker, die een beroep had ingesteld tegen de weigering van een facilitair visum. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.M. Snaathorst, had op 26 september 2023 beroep aangetekend omdat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op zijn bezwaarschrift. Na een brief van verweerder op 11 oktober 2023, waarin werd aangegeven geen bezwaar meer te maken tegen de afgifte van het visum, trok verzoeker zijn beroep in en verzocht de rechtbank om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, gezien de omstandigheden van de zaak. Verweerder had niet gereageerd op het verzoek van verzoeker om proceskostenvergoeding, wat door de rechtbank werd geïnterpreteerd als een impliciete instemming met de vergoeding. De rechtbank stelde vast dat verzoeker recht had op een vergoeding van € 437,50 voor de gemaakte proceskosten, omdat hij een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld. Dit bedrag werd vastgesteld op basis van de geldende regels in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Daarnaast werd verweerder ook verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- aan hem te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Loman en is op 16 januari 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.30659
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.M. Snaathorst), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1 Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.2
3. Verzoeker is op 26 september 2023 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn beslist op zijn bezwaarschrift tegen de weigering van een facilitair visum. Per brief van 11 oktober 2023 heeft verweerder aan verzoeker te kennen gegeven geen bezwaar meer te maken tegen de afgifte van een facilitair visum. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in proceskosten.
4. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van de verzoeker. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
6. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld die voor hem een beroepschrift heeft ingediend. Voor de vaststelling van de wegingsfactor sluit deze zittingsplaats (weer) aan bij hetgeen andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag doen. Zij hanteert een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in onderdeel C1 bij het Bpb. Voor zover het een beroep tegen het niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken betreft, verwijst deze zittingsplaats niet langer naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 2023.3 Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).
7. Uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht € 184,- aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.