ECLI:NL:RBDHA:2024:730
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens premature ingebrekestellingen in bestuursrechtelijke zaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd op 23 januari 2024, zijn de beroepen van eiseres tegen de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de uitkomst van de herbeoordeling van de compensatie kinderopvangtoeslag van 8 juli 2021, maar verweerder had niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiseres stelde dat zij op 5 augustus 2021 een bezwaarschrift had ingediend, maar verweerder betwistte de ontvangst van dit bezwaarschrift en stelde dat het pas op 26 september 2022 was ontvangen. Hierdoor had verweerder tot 30 januari 2023 de tijd om te beslissen.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij het bezwaarschrift op 5 augustus 2021 had verzonden. De rechtbank stelde vast dat de ingebrekestellingen van eiseres, gedaan op 1 maart 2022 en 7 december 2022, prematuur waren, omdat de beslistermijn op het bezwaar nog niet was verstreken. Hierdoor kon eiseres geen beroep instellen wegens niet-tijdig beslissen. De rechtbank verklaarde beide beroepen niet-ontvankelijk en oordeelde dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en correcte indiening van bezwaarschriften en de gevolgen van premature ingebrekestellingen in bestuursrechtelijke procedures. Eiseres kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak, maar moet dit binnen zes weken na verzending van de uitspraak doen.