ECLI:NL:RBDHA:2024:731
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurtoeslag nihil gesteld door vermogen medebewoner
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag over het jaar 2021 beoordeeld. De Belastingdienst/Toeslagen had op 2 september 2022 de huurtoeslag definitief berekend en teruggevorderd, omdat het vermogen van de jongvolwassen zoon van eiseres hoger was dan het heffingsvrije vermogen. Eiseres ontving een voorschot huurtoeslag op basis van een verzamelinkomen van € 10.194, terwijl het vermogen van haar zoon was vastgesteld op € 33.431. Eiseres was van mening dat zij en haar zoon als toeslagpartners behandeld moesten worden, wat zou leiden tot een hogere vermogensgrens. Tijdens de zitting op 9 januari 2024 was eiseres niet aanwezig, maar heeft zij haar standpunt telefonisch toegelicht.
De rechtbank oordeelt dat het vermogen van de zoon de vermogensgrens overschrijdt en dat eiseres geen recht heeft op huurtoeslag. Hoewel eiseres ten onrechte niet is gehoord in bezwaar, kan dit gebrek worden gepasseerd omdat zij haar bezwaren schriftelijk heeft kunnen toelichten. De rechtbank stelt vast dat de wetgever bewust onderscheid maakt tussen toeslagpartners en medebewoners, en dat de situatie van eiseres niet leidt tot een uitzondering op de regels. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar bepaalt dat het betaalde griffierecht door verweerder aan eiseres moet worden vergoed.