ECLI:NL:RBDHA:2024:7356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
NL23.20754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Burkinese eiseres met betrekking tot Ghana als veilig derde land

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Burkinese eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 29 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 juli 2023 in de verlengde procedure niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft op 14 december 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.

De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit gesteld dat Ghana voor eiseres een veilig derde land is, op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft echter betoogd dat zij illegaal in Ghana verbleef en dat haar leven en vrijheid daar niet gewaarborgd zijn, onder andere vanwege de dreiging van vrouwenbesnijdenis en discriminatie. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet onterecht heeft gesteld dat Ghana veilig is voor eiseres. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Raad van State en heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende heeft aangetoond dat eiseres in Ghana kan worden toegelaten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20754

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
en haar minderjarige kind
[naam 2],
V-nummer [nummer],
(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.S Treziak).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Burkinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Zij heeft op 29 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 14 juli 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Wat aan de besluitvorming voorafging.
2.1
Bij besluit van 10 december 2021 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.2
Eiseres heeft tegen het besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij gevraagd om een voorlopige voorziening.
2.3
Op 5 januari 2022 is in afwachting van een beslissing op de ambtshalve
beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) voorlopig uitstel van vertrek verleend van 10 december 2021 tot uiterlijk 10 juni
2022.
2.4
De rechtbank zou het beroep en het verzoek samen met de procedures van de toenmalige partner van eiseres op 6 januari 2022 op zitting behandelen. Op verzoek van de staatssecretaris zijn alle zaken op 5 januari 2022 aangehouden, omdat de staatssecretaris documenten wilde onderzoeken. Het besluit van eiseres is op 14 juli 2022 ingetrokken en haar beroep en verzoek om een voorlopige voorziening vervolgens ook.
2.5
De staatssecretaris heeft de ambtshalve beoordeling om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vw 2000 bij besluit van 12 mei 2022 afgewezen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
2.6
Bij besluit van 14 juli 2023 heeft de staatssecretaris opnieuw op de asielaanvraag van eiseres beslist. Zij heeft daartegen beroep ingediend. De beroepen van eiseres en haar partner zijn op 14 december 2023 op zitting behandeld.
2.7
In de zienswijze voorafgaande aan het bestreden besluit heeft eiseres aangegeven dat de relatie met haar partner is verbroken. Ter zitting van de rechtbank heeft de gemachtigde dit bevestigd en aangegeven dat zij niet weet waar de partner is en dat zij al geruime tijd geen contact meer hebben gehad. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat de partner drie keer heeft gebeld en hij alleen vroeg hoe het met het kind is. Eiseres heeft ook verklaard niet te weten of de partner in Nederland is.
Het bestreden besluit
3.1
In het voornemen, wat deel uitmaakt van het bestreden besluit, heeft de staatssecretaris aangegeven voornemens te zijn de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Volgens de staatssecretaris is Ghana voor eiseres een veilig derde land. Dit artikel is verder uitgewerkt in artikel 3.106a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
3.2
De staatssecretaris heeft in het voornemen aangegeven dat voldaan is aan het bandencriterium, omdat de partner van eiseres de Ghanese nationaliteit heeft en eiseres gedurende een periode van ongeveer twintig jaar in Ghana heeft verbleven. Ook heeft zij twee kinderen met de Ghanese nationaliteit, waarvan één in Ghana verblijft bij vriendin van eiseres. Verder heeft de staatssecretaris aangegeven dat het aannemelijk is dat eiseres opnieuw tot Ghana zal worden toegelaten, omdat zij vanwege de ECOWAS overeenkomsten vrije toegang heeft tot Ghana. Op grond van die overeenkomsten kan eiseres zich in Ghana vrij vestigen en verblijven. Het is niet nodig om asiel aan te vragen in Ghana waardoor de basisvoorzieningen voor asielzoekers niet toepasbaar zijn voor haar. Verder is er ook geen sprake van schending van het verbod op refoulement in Ghana vanwege de deelname aan internationale verdragen door dat land.
3.3
Verder heeft de staatssecretaris aangegeven dat het leven en de vrijheid van eiseres in Ghana niet wordt bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging. Ook zijn er geen indicatoren dat eiseres een risico loopt op ernstige schade. Voor zover eiseres heeft aangegeven dat haar schoonouders onderdeel uitmaken van een stam die vrouwenbesnijdenis uitoefenen en dat dit de reden is geweest waarom zij haar dochter niet heeft achtergelaten bij haar schoonouders, heeft de staatssecretaris aangegeven dat vrouwenbesnijdenis maar beperkt voorkomt in Ghana.
3.4
In het bestreden besluit is de staatssecretaris ingegaan op de door eiseres ingediende zienswijze. Zo heeft de staatssecretaris aangegeven dat eiseres de Burkinese nationaliteit heeft, dat zij Burkinese identiteitspapieren kan verkrijgen, dat zij daarom op grond van de ECOWAS overeenkomsten vrije toegang heeft tot Ghana en dat zij zich daar kan vestigen. De staatssecretaris volgt eiseres niet in haar stelling dat zij altijd ‘illegaal’ in Ghana zou hebben verbleven. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij geen toegang heeft tot Ghana omdat zij geen gezondheidspas en geen reisdocumenten heeft, heeft de staatssecretaris aangegeven dat eiseres niet heeft gemotiveerd dat en waarom zij niet in het bezit kan komen van de benodigde documenten. Bovendien zal eiseres bij terugkeer worden
bijgestaan door de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), die haar zal helpen bij het verkrijgen van benodigde documenten, aldus het besluit.
Gronden van beroep.
4.1
Eiseres voert aan dat de staatssecretaris niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij wordt toegelaten in Ghana. Eiseres is met haar moeder naar Ghana gegaan toen zij vijf jaar oud
was. Na het overlijden van haar moeder werd eiseres ziek en had zij behandeling nodig. Toen kwam zij erachter dat zij een gezondheidsverzekering nodig had. Zij heeft geprobeerd deze aan te vragen maar nadat zij had verteld dat zij uit Burkina Faso kwam werd gezegd dat ze haar niet konden helpen. Eiseres was illegaal in Ghana net als vele anderen. In Ghana werd er niet gecontroleerd, het verblijf werd gedoogd en het is niet vanzelfsprekend dat mensen legaal verblijf hebben op grond van de ECOWAS overeenkomsten. De ECOWAS overeenkomsten zijn gesloten ter bevordering van economische integratie. Zo is overeengekomen dat personen vrij kunnen reizen maar je moet wel beschikken over een reisdocument en een internationale gezondheidspas. Eiseres heeft deze documenten niet. Ten aanzien van de stelling van de staatssecretaris dat de DT&V haar zal helpen bij het verkrijgen van documenten voert eiseres aan dat dit niet zo eenvoudig zal gaan, omdat de documenten zullen moeten worden verstrekt door Burkina Faso. De mensenrechten zijn daar zeer slecht en christenen lopen gevaar.
4.2
Ten aanzien van de door de staatssecretaris gestelde banden met Ghana voert eiseres aan dat de staatssecretaris eraan voorbij gaat dat zij daar illegaal verbleef. Zij had geen documenten en geen recht op gezondheidszorg. Haar partner komt weliswaar uit Ghana, maar die relatie is voorbij. Voor wat betreft haar dochter voert eiseres aan dat zij haar noodgedwongen heeft moeten achterlaten. De jongste dochter is in Nederland geboren en heeft geen banden met Ghana.
4.3
Eiseres voert verder aan dat Ghana niet veilig is omdat er discriminatie van vrouwen plaatsvindt en er is sprake van kinderarbeid. Ook lopen de dochters van eiseres het risico op vrouwenbesnijdenis. Het mag zo zijn dat het beperkt voorkomt in Ghana, maar dit neemt niet weg dat het wel voorkomt en het komt voor in de stam van de schoonouders van eiseres waar het traditie is. Dat eiseres geen contact meer heeft met haar schoonouders wil niet zeggen dat de schoonouders hun kleinkinderen niet zouden willen zien. Eiseres vreest dan ook dat haar dochters bij terugkeer in Ghana gedwongen besneden zullen worden. De dochter in Ghana verblijft bij een vriendin van eiseres en zij hebben de regio verlaten waar zij verbleven omdat zij niet veilig waren voor de schoonouders.
4.4
Ter zitting heeft eiseres nog gewezen op haar medische situatie. Zij wijst in dit verband naar de beslissing van 12 mei 2022 ten aanzien van artikel 64 van de Vw 2000. Uit dat besluit volgt dat het achterwege blijven van de medische behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn.
Beoordeling rechtbank
5.1
Artikel 38 van de Procedurerichtlijn bevat voorschriften die betrekking hebben op de veiligheid van een derde land in het algemeen en voor de vaststelling of dat derde land ook veilig is, toegankelijk is en of het redelijk is te verwachten dat de asielzoeker naar dat land gaat. Dit artikel is geïmplementeerd in artikel 3.106 van het Vb 2000.
5.2
In artikel 3.106, eerste lid, van het Vb 2000 is bepaald, samengevat weergegeven, dat a) het leven en de vrijheid niet mag worden bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, b) er geen risico op ernstige schade mag bestaan, c) het beginsel van non-refoulement wordt nageleefd, d) vrijwaring bestaat tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling en e) dat de mogelijkheid bestaat om de vluchtelingenstatus te verzoeken.
In het tweede en derde lid is bepaald dat de aanvraag alleen niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien de vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan en dat bij die beoordeling alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het eerder verblijf.
5.3
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de staatssecretaris heeft beoordeeld of eiseres in Ghana volgens de in artikel 3.106a van het Vb 2000 vermelde beginselen wordt behandeld. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3378 en ECLI:NL:RVS:2017:3381), 17 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:108) en 6 mei 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1879).
5.4
Zoals in overweging 3.3 is weergegeven heeft de staatssecretaris aangegeven dat het leven en de vrijheid van eiseres in Ghana niet wordt bedreigd en dat zij geen risico loopt op ernstige schade. Ook heeft de staatssecretaris aangegeven dat vrouwenbesnijdenis maar beperkt voorkomt in Ghana. In zoverre heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank niet onrechte op het standpunt gesteld dat Ghana een veilig land is voor eiseres en haar dochter. De enkele en niet onderbouwde betogen van eiseres dat besnijdenis voorkomt bij de stam van de schoonouders en dat de vriendin en de dochter van eiseres de regio hebben verlaten omdat zij niet veilig waren voor de schoonouders, biedt de rechtbank geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de staatssecretaris ten onrechte op voornoemd standpunt heeft gesteld. Daarbij heeft de staatssecretaris kunnen betrekken dat er geen contact meer is met de schoonouders. De stelling van eiseres dat geen contact niet wil zeggen dat de schoonouders hun kleinkinderen niet zouden willen zien, maakt naar het oordeel niet dat staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat Ghana een veilig land is voor eiseres en haar dochter. De enkele stelling dat er discriminatie van vrouwen en kinderarbeid voorkomt biedt de rechtbank geen aanknopingspunt voor een ander oordeel. De betogen van eiseres treffen geen doel.
5.5
Het betoog van eiseres ten aanzien van de door de staatssecretaris gestelde banden met Ghana slaagt evenmin. Daartoe overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris in dit verband terecht heeft aangegeven dat eiseres gedurende een periode van ongeveer twintig jaar in Ghana heeft verbleven, dat zij twee kinderen met de Ghanese nationaliteit heeft, waarvan één in Ghana verblijft. De betogen van eiseres dat zij illegaal in Ghana verbleef, dat zij geen documenten had en daarmee geen recht op gezondheidszorg, dat zij noodgedwongen haar dochter heeft moeten achterlaten in Ghana, dat haar jongste dochter in Nederland is geboren en dat de relatie met de partner is verbroken, maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres banden heeft met Ghana. Omdat eiseres verder niet heeft aangevoerd dat het voor haar en haar dochter, gelet op de omstandigheden van het eerder verblijf, onredelijk is om naar Ghana te gaan, slagen de betogen van eiseres niet.
5.6
Het betoog van eiseres zoals weergegeven onder 4.1, inhoudende dat de staatssecretaris niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij wordt toegelaten in Ghana, slaagt ook niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat zij niet is ingegaan op de stelling van de staatssecretaris dat eiseres niet heeft gemotiveerd waarom zij niet in het bezit kan
komen van de benodigde documenten. Daarbij komt dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat eiseres kan worden bijgestaan door de DT&V bij het verkrijgen van benodigde documenten. In dit verband wijst de rechtbank op het bepaalde in artikel 38, vierde lid, van de Procedurerichtlijn waar is bepaald dat wanneer het derde land de verzoeker niet tot zijn grondgebied toelaat, dat de lidstaten ervoor zorgen dat toegang wordt
verstrekt tot een procedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II. De enkele betogen van eiseres dat het verkrijgen van documenten niet zo eenvoudig zal gaan, dat de documenten zullen moeten worden verstrekt door Burkina Faso, dat de mensenrechten daar zeer slecht zijn en dat de christenen een gevaar lopen, maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld zoals weergegeven onder 3.4.
5.7
Voor zover eiseres heeft gewezen op haar medische situatie stelt de rechtbank vast dat de staatssecretaris de ambtshalve beoordeling om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vw 2000 bij besluit van 12 mei 2022 heeft afgewezen. Uit het aan dat besluit ten grondslag liggende advies van Bureau Medische Advisering (BMA) van 22 april 2022 volgt dat het achterwege blijven van de medische behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. In het besluit van 12 mei 2022, welke dateert van vóór het nu in geding zijnde besluit, heeft de staatssecretaris aangegeven, kort weergegeven, dat eiseres geen documenten heeft overgelegd die haar identiteit en nationaliteit onderbouwen. Omdat niet vaststaat uit welk land eiseres daadwerkelijk afkomstig is en waarheen zij vanuit Nederland zal vertrekken, is de medisch adviseur geen advies gevraagd omtrent de vraag of medische behandeling in het land van herkomst mogelijk is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Voor zover bij de rechtbank bekend heeft de staatssecretaris nog geen beslissing op bezwaar genomen.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat het achterwege blijven van de medische behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie en de vraag of eiseres in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000, niet in deze procedure kunnen worden betrokken. In zoverre treft de beroepsgrond van eiseres geen doel.
6.1
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren omdat Ghana voor haar een veilig derde land is. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskosten veroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier, en openbaar gemaakt door middel van publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.