ECLI:NL:RBDHA:2024:7795
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Kroatië en onevenredige hardheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat er in Kroatië ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 mei 2024, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder zijn eerdere ervaringen in Kroatië, waar hij beweert te zijn mishandeld en gedetineerd. Eiser heeft ook verwezen naar uitspraken van andere rechtbanken die vergelijkbare situaties hebben behandeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verantwoordelijkheden onder de Dublinverordening in dit geval niet in strijd zijn met de rechten van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat Kroatië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen overtuigende redenen zijn om aan te nemen dat de overdracht naar Kroatië zou leiden tot onevenredige hardheid voor eiser.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.