ECLI:NL:RBDHA:2024:797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
NL23.36603
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, die een asielaanvraag had ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 6 oktober 2023 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Roemenië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres had eerder op 21 februari 2023 in Roemenië een verzoek om internationale bescherming ingediend, wat leidde tot een terugnameverzoek van de staatssecretaris aan de Roemeense autoriteiten, die dit verzoek op 1 augustus 2023 accepteerden.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 23 januari 2024 behandeld. Eiseres betoogde dat zij als moslima in Roemenië gediscrimineerd werd en dat de leefomstandigheden in het asielzoekerscentrum slecht waren. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat eiseres bij terugkeer naar Roemenië een reëel risico liep op een met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Eiseres had geen bijzondere individuele omstandigheden aangetoond die een andere beoordeling rechtvaardigden.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres niet in behandeling hoefde te nemen. Er werd geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36603

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van 6 oktober 2023 om de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling te nemen, omdat Roemenië daarvoor verantwoordelijk is (het bestreden besluit).
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld, gelijktijdig met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL23.36604). Aan de zitting hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 5 juni 2023 in Nederland asiel aangevraagd.
2.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij het bestreden besluit niet in behandeling genomen omdat Roemenië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] Uit Eurodac is namelijk gebleken dat eiseres op 21 februari 2023 in Roemenië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De staatssecretaris heeft daarom een terugnameverzoek gedaan bij de Roemeense autoriteiten. [2] De Roemeense autoriteiten hebben het terugnameverzoek op 1 augustus 2023 geaccepteerd. [3]

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Herhaling van dat wat eerder naar voren is gebracht
4. De rechtbank overweegt dat de algemene stelling van eiseres dat hetgeen namens haar eerder in de procedure naar voren is gebracht in beroep als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank op dient in te gaan. De staatssecretaris is in het voornemen gemotiveerd ingegaan op de verklaringen van eiseres en heeft hetzelfde gedaan met de zienswijze in het bestreden besluit. Voor zover eiseres in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de staatssecretaris op de zienswijze volgens haar niet juist of niet toereikend is, zal de rechtbank zich hierna uitsluitend richten op wat eiseres in beroep heeft aangevoerd. [4]
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. De rechtbank beoordeelt de situatie van eiseres als Dublinclaimant bij terugkeer naar Roemenië. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [5] Dit uitgangspunt heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in recente uitspraken bevestigd. [6]
5.1.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat gelet op deze recente uitspraken de gronden van het beroep zich nu richten tegen het standpunt van de staatssecretaris dat er ook gelet op de individuele situatie van eiseres uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Bijzondere individuele omstandigheden
6. Eiseres stelt dat zij als moslima in Roemenië gediscrimineerd is. Vreemdelingen worden volgens haar in Roemenië niet geaccepteerd en al helemaal geen moslima's. Eiseres betoogt dat ze vies werk moest doen in het asielzoekerscentrum en dat de leefomstandigheden daar slecht waren. Klagen heeft volgens eiseres geen zin, omdat de autoriteiten dan vrijwel de gehele Roemeense bevolking zou moeten vervolgen. Er is in Roemenië geen organisatie die haar als niet ontwikkelde Somalische vrouw kan begeleiden. Volgens eiseres zijn haar verklaringen aannemelijk en kan van haar niet meer verwacht worden. Eiseres heeft betoogd dat de staatssecretaris ten onrechte heeft nagelaten toepassing te geven aan zijn discretionaire bevoegdheid uit artikel 17 van de Dublinverordening.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat in het geval van eiseres niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2023 volgt dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat eiseres bij overdracht aan Roemenië een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Eiseres heeft geen omstandigheden naar voren gebracht om in dit geval anders te oordelen.
6.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiseres heeft haar verklaringen over wat haar eerder in Roemenië zou zijn overkomen namelijk niet onderbouwd. Daardoor is niet gebleken dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan Roemenië van onevenredige hardheid getuigt. [7]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep slaagt niet. De staatssecretaris hoefde de aanvraag van eiseres niet in behandeling te nemen. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 18, eerste lid, onder b van de Dublinverordening.
3.Artikel 18, eerste lid, onder c van de Dublinverordening.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169) en 7 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1028).
5.Uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1645).
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 27 december 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4844) en 8 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:25, ECLI:NL:RVS:2024:27 en ECLI:NL:RVS:2024:29).
7.Zie artikel 17 van de Dublinverordening en het beleid, neergelegd in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.