In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘verblijf als familie of gezinslid op grond van artikel 8 EVRM’. Eiseres, een Iraakse vrouw, wil bij haar zoon, de heer [naam], verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, wat eiseres heeft aangevochten. De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris in zijn besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar zoon. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een langdurige samenwoning en emotionele afhankelijkheid, maar dat de staatssecretaris deze elementen niet adequaat heeft gewogen. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de staatssecretaris in beroep de motiveringsgebreken heeft hersteld.
Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.750,-, die door de staatssecretaris moet worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij aanvragen op basis van artikel 8 EVRM, waarbij alle relevante omstandigheden in acht moeten worden genomen.