ECLI:NL:RBDHA:2024:8013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
24.7611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Nigeriaanse nationaliteit, op 21 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De rechtbank in Zwolle heeft op 14 oktober 2022 in zaaknummer NL22.7091 het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen zestien weken alsnog op de aanvraag te beslissen. Eiser heeft op 8 mei 2023 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, wat door de rechtbank in Haarlem op 8 augustus 2023 in zaaknummer NL23.13831 wederom gegrond werd verklaard, met de opdracht aan de staatssecretaris om binnen twee weken een besluit te nemen.

Eiser heeft op 27 februari 2024 opnieuw beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de termijn voor het nemen van een besluit op de asielaanvraag heeft overschreden. Eiser kan pas opnieuw beroep instellen na het verstrijken van de termijn voor een rechterlijke dwangsom, die in dit geval op 6 november 2023 ligt.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en legt een dwangsom op van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-, om de staatssecretaris te prikkelen tot het nemen van een besluit. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen. Tevens veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7611

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eiser heeft op 21 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft in de zaak met zaaknummer NL22.7091 op
14 oktober 2022 het beroep niet tijdig beslissen gegrond verklaard. Daarbij is de staatssecretaris opgedragen binnen zestien weken alsnog op de aanvraag te beslissen.
Eiser heeft vervolgens op 8 mei 2023 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft in de zaak met zaaknummer NL23.13831 op 8 augustus 2023 het beroep niet tijdig beslissen gegrond verklaard. Daarbij is de staatssecretaris opgedragen binnen twee weken alsnog op de aanvraag te beslissen.
Eiser heeft op 27 februari 2024 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van de rechtbankuitspraak van 8 augustus 2023 had de staatssecretaris
uiterlijk op 23 augustus 2023 een besluit moeten nemen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is overschreden. Eiser kan pas na het vollopen van de termijn waarbinnen een rechterlijke dwangsom is verbeurd, opnieuw beroep instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. Dat houdt in dit geval in dat eiser vanaf 6 november 2023 opnieuw beroep in kan stellen tegen het uitblijven van een besluit. Eiser heeft op 27 februari 2024 beroep ingesteld. Een ingebrekestelling is in deze situatie niet vereist.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank, gelet op de jurisprudentie ter zake (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353) een rechterlijke dwangsom opleggen en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b van de Awb bepalen dat de staatssecretaris alsnog een besluit bekend dient te maken op de asielaanvraag van eiser. In de uitspraak van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het 8+8-wekenmodel passend geacht.
7. De rechtbank is van oordeel dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden is overschreden in beginsel een kortere termijn dan volgens het 8+8-wekenmodel dient te worden gegeven om een beslissing te nemen op de asielaanvraag. Anderzijds blijft het van belang dat de beslissing op zorgvuldige wijze wordt genomen. De rechtbank zal daarom, anders dan deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, tot uitgangspunt nemen dat de staatssecretaris in dit geval binnen acht weken op de asielaanvraag dient te beslissen. Een kortere beslistermijn acht de rechtbank, gezien de omstandigheid dat wegens medische omstandigheden bij eiser een nader gehoor tot op heden nog niet heeft kunnen plaatsvinden, onredelijk. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor de staatssecretaris om op zorgvuldige wijze binnen acht weken een besluit te nemen. Dit betekent dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
8. De rechtbank ziet aanleiding om in deze zaak opnieuw, met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van
€ 7.500,- op te leggen. De rechtbank acht deze dwangsom redelijk. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. De dwangsom is bedoeld als prikkel om het bestuursorgaan te bewegen een besluit te nemen. In de meeste gevallen is een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 7.500,- daarvoor voldoende. In geval van een weigerachtige houding om een besluit te nemen behoort een extra prikkel in de vorm van een verhoging van het bedrag per dag tot de mogelijkheden. Zie ook het landelijk beleid dat hierover is vastgesteld op 25 maart 2020. [1] In dit geval ziet de rechtbank geen aanleiding voor zo’n verhoging. Daarbij is van belang dat geen sprake is van een weigerachtige houding in die zin dat verweerder geen besluit wenst te nemen, maar dat sprake is van
– algemeen bekende – capaciteitsproblemen die ertoe leiden dat er niet tijdig kan worden beslist en medische omstandigheden bij eiser die maken dat een nader gehoor tot op heden nog niet heeft kunnen plaatsvinden. Omdat het bestaan van die problemen niet wegneemt dat het niet tijdig beslissen aan de staatssecretaris kan worden toegerekend én de vreemdeling wel belang heeft en houdt bij een spoedige beslissing op zijn aanvraag is de rechtbank van oordeel dat een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van
€ 7.500,- redelijk is.
9. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/beleidslijn-beroepen-niet-tijdig-vr.pdf.