ECLI:NL:RBDHA:2024:8025

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
NL24.20099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en recht op privacy in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft. Eiser is op 30 december 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, omdat zij voldoende informatie had uit het digitale dossier. Eiser heeft aangevoerd dat zijn recht op privacy is geschonden tijdens een vertrekgesprek op 17 april 2024, waarbij hij emotioneel was en vreemdelingen zonder zijn toestemming het gesprek konden horen. De rechtbank oordeelt echter dat er geen bewijs is dat het gesprek daadwerkelijk op de leefafdeling heeft plaatsgevonden en dat de regievoerder heeft bevestigd dat het gesprek in een daarvoor bestemde ruimte heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat er geen schending van het recht op privacy is en dat er wel degelijk zicht op uitzetting naar Marokko bestaat, ondanks het ontbreken van een reactie van de Marokkaanse autoriteiten op de lp-aanvraag. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20099

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. L. Verhaegh).

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 december 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 15 mei 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1977 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 17 april 2024.
4. Als een beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond is verklaard, kan de rechtbank in een vervolgberoep tegen het voortduren van de maatregel zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. [3] Gelet op de inhoud van het digitale dossier acht de rechtbank zich in dit geval voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. Dat eiser nog niet door een rechter is gehoord maakt dat niet anders. De gemachtigde van eiser heeft immers toestemming gegeven om het eerste beroep tegen de maatregel van bewaring schriftelijk te behandelen. Het uitgangspunt is dat een gemachtigde handelt namens eiser bij het instellen van een beroep en het afzien van een behandeling ter zitting. De rechtbank ziet daarom geen reden voor een mondelinge behandeling van het vervolgberoep.
5. Eiser wijst op het verslag van het vertrekgesprek van 17 april 2024, waaruit blijkt dat de regievoerder hem op de leefafdeling zag hangen, hij begon te huilen en gedurende het gesprek verdrietig was. Eiser meent dat het gesprek (gedeeltelijk) heeft plaatsgevonden op de leefafdeling van het detentiecentrum. Vreemdelingen, die ook in vreemdelingenbewaring zitten, hebben, zonder toestemming van eiser, dit gesprek waar kunnen nemen. Eiser stelt daarom dat zijn recht op privacy is geschonden. Ook stelt eiser dat er geen zicht op uitzetting is.
6. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 17 april 2024 blijkt weliswaar dat eiser door de regievoerder is uitgenodigd voor een gesprek toen hij op de leefafdeling aanwezig was, maar niet dat het gesprek daar ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven dat de regievoerder telefonisch heeft bevestigd dat eiser emotioneel is geworden tijdens het gesprek dat heeft plaatsgevonden in een daarvoor bestemde ruimte. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze mededeling te twijfelen. Daarom is de rechtbank niet van oordeel dat sprake is van een schending van eisers recht op privacy.
7. De rechtbank stelt voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [4] Er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat inmiddels anders ligt. Dat verweerder tot op heden geen reactie van de Marokkaanse autoriteiten heeft ontvangen op de lp [5] -aanvraag ten behoeve van eiser, betekent niet dat geen zicht op uitzetting meer bestaat. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat voor eiser geen lp zal worden afgegeven.
8. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 januari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:1131), 6 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:3218), 21 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:4270) en 22 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:6299).
3.Artikel 96, eerste lid, van de Vw.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023(ECLI:NL:RVS:2023:3033).
5.Laissez-passer.