ECLI:NL:RBDHA:2024:8054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
NL23.26550
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake tijdelijke bescherming en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over tijdelijke bescherming. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.M. Bell, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigde. Echter, op 26 februari 2024 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, maar eiser heeft desondanks aangegeven het beroep te handhaven.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat toestaat om zonder zitting uitspraak te doen als de uitkomst kennelijk vaststaat. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan procesbelang, aangezien de staatssecretaris het besluit heeft ingetrokken. Dit oordeel is in lijn met een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank op 16 april 2024, waarin werd vastgesteld dat het handhaven van het beroep niet mogelijk is.

Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep op het moment van instellen terecht was, zoals bevestigd door een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 januari 2024. Daarom is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die eiser heeft gemaakt, vastgesteld op € 875, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.26550

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Bell),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 25 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Bij brief van 26 februari 2024 heeft verweerder meegedeeld dat hij het bestreden besluit heeft ingetrokken.
Eiser heeft desgevraagd meegedeeld dat hij het beroep handhaaft.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dat betekent dat de uitkomst op voorhand buiten redelijke twijfel staat. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. Eiser voert aan dat hij nog een belang heeft bij het voortzetten van dit beroep, ondanks dat het bestreden besluit waarop dit beroep betrekking heeft door verweerder is ingetrokken. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft echter in de uitspraak van 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5415, al geoordeeld dat dit niet kan worden gevolgd.
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang.
4. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32, volgt dat het beroep op het moment van instellen terecht was. Daarom veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van
€ 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.