ECLI:NL:RBDHA:2024:8064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
NL 24 8528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voorlopig verblijf en belangenafweging onder artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres, een Eritrese vrouw, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag om een mvv opnieuw ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 8 mei 2024, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. R.C. van den Berg, en de staatssecretaris door mr. S.J.R.R. Brock.

Eiseres heeft in het verleden meerdere aanvragen voor een mvv ingediend, maar deze zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gezinsleven tussen eiseres en haar zoon, die als referent optreedt. Echter, de rechtbank oordeelt dat de belangen van eiseres om in Nederland te verblijven niet opwegen tegen het algemeen belang van Nederland. De rechtbank heeft de belangenafweging van verweerder getoetst en geconcludeerd dat er geen deugdelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden, maar dat de uiteindelijke beslissing van verweerder niet onterecht was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden van eiseres, waaronder de lange periode van scheiding van haar referent en de veiligheidssituatie in Eritrea, niet voldoende zijn om haar aanvraag te honoreren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.8528

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam moeder], eiseres, V-nummer: [v-nummer]

mede namens haar kinderen
[kind 1],
[kind 2]en
[kind 3]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Inleiding

In het besluit van 5 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) opnieuw ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2024 op een zitting behandeld in Breda. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verder is verschenen [zoon], referent. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1969 en de Eritrese nationaliteit te hebben. Haar zoon [zoon] treedt in deze procedure op als referent. Dit betekent dat hij bij verweerder een aanvraag heeft ingediend voor de overkomst van eiseres naar Nederland. Referent heeft op 10 april 2014 een asielvergunning gekregen in Nederland.
2. Op 22 juni 2014 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend om verlening van een mvv in het kader van nareis. Een mvv is een soort inreisvisum. Op 11 februari 2015 is deze aanvraag weer ingetrokken, omdat zij niet beschikbaar was om het benodigde DNA-onderzoek te ondergaan.
3. Op 17 mei 2016 heeft eiseres wederom bij verweerder een aanvraag ingediend om verlening van een mvv in het kader van nareis. In het besluit van 1 augustus 2016 is deze aanvraag afgewezen omdat referent niet meer minderjarig was.
4. In deze zaak gaat het om de aanvraag voor een mvv in het kader van verblijf bij een familie- of gezinslid die eiseres op 15 maart 2019 bij verweerder heeft ingediend. In twee besluiten van 24 december 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. In het besluit van 27 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. In de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 26 mei 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:5864, is het daartegen door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:664, is het daartegen door eiseres ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, is de uitspraak van 26 mei 2021 vernietigd, en is het besluit van 27 september 2020 vernietigd.
6. Op 16 januari 2024 is referent door verweerder gehoord. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard. Ten aanzien van haar identiteit en de familierechtelijke relatie met referent geeft verweerder eiseres het voordeel van de twijfel. Ook neemt verweerder aan dat er sprake is van gezinsleven, omdat referent kan worden aangemerkt als een jongvolwassene en omdat er sprake is van hechte en persoonlijke banden tussen referent en de kinderen van eiseres (zijn broertjes en zusje). Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat het belang van eiseres om bij referent in Nederland te verblijven niet opweegt tegen het algemeen belang van Nederland.
7. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat er geen deugdelijke en evenwichtige belangenafweging heeft plaatsgevonden, omdat er te weinig oog is geweest voor de omstandigheden waardoor er bij de eerste aanvraag geen hereniging heeft kunnen plaatsvinden. Het feit dat zij nu al langere tijd gescheiden leeft van referent, is dan ook volgens haar geen reden om haar belangen minder zwaar te wegen. Hierbij verwijst eiseres naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2780, en naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 10 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:1614.
8. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld dat hij het bestreden besluit handhaaft. Volgens hem heeft er wel een deugdelijke belangenafweging plaatsgevonden waarbij er met alle belangen voldoende rekening is gehouden. Daarbij is de nareisgeschiedenis van referent nadrukkelijk betrokken. De eerdere aanvragen zijn echter mede mislukt omdat het contact met referent toen moeizaam verliep. Ook zitten er meerdere jaren tijdsverloop tussen de afwijzing van de laatste nareisaanvraag en het aanvragen van de onderhavige aanvraag.
9. Tijdens de zitting hebben eiseres en verweerder over en weer op elkaars standpunten kunnen reageren. De rechtbank zal het bestreden besluit toetsen aan de hand van de beroepsgronden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
10. Iedereen heeft recht op respect voor zijn familie- en gezinsleven. Dat staat in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dat tussen eiseres en referent, en tussen de kinderen van eiseres en referent, gezinsleven bestaat, is niet in geschil. Dit leidt echter niet meteen tot een verplichting voor verweerder om aan eiseres en haar kinderen een verblijfsvergunning te verlenen. Die verplichting ontstaat pas wanneer de belangen van eiseres en haar kinderen om in Nederland bij referent te verblijven zwaarder wegen dan het algemene belang van Nederland.
11. In een belangenafweging moet een goed evenwicht (
fair balance) worden gevonden tussen de belangen van de vreemdeling enerzijds, en die van de Nederlandse Staat anderzijds. Hierbij moeten alle relevante omstandigheden van het individuele geval worden betrokken. De bestuursrechter toetst zonder terughoudendheid, met andere woorden: volledig, of alle relevante omstandigheden in de beoordeling zijn betrokken. De bestuursrechter toetst vervolgens met enige terughoudendheid of het samenstel van deze omstandigheden heeft geleid tot een juiste conclusie. Dit komt doordat verweerder hierbij beoordelingsruimte heeft (
margin of appreciation).
12. Verweerder heeft in het bestreden besluit onderkend dat eiseres eerder twee nareisaanvragen heeft ingediend, en dat de eerste aanvraag niet volledig kon worden behandeld omdat zij toen niet beschikbaar was voor onderzoek. Wat verweerder echter ten onrechte niet heeft onderkend, is dat er in het tamelijk lange besluitvormingsproces tot aan het bestreden besluit van uit is gegaan dat er geen sprake is van gezinsleven. Dit is onjuist geweest, aangezien er in het bestreden besluit is aangenomen dat wel sprake is van gezinsleven. Deze omstandigheden wegen in de belangenafweging ten voordele van eiseres. Wat verder in het voordeel van eiseres weegt, is dat referent vanwege de veiligheidssituatie in Eritrea niet naar haar toe kan komen (objectieve belemmering), dat referent meer dan het wettelijk minimumloon verdient en dat eiseres geen gevaar vormt voor de openbare orde. Dit is in het bestreden besluit onderkend.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze omstandigheden echter niet ten onrechte niet doorslaggevend geacht. In het nadeel van eiseres weegt namelijk dat zij en haar kinderen een sterkere band hebben met Eritrea dan met Nederland en dat zij inmiddels al tien jaar gescheiden leven van referent. Weliswaar mag de tijd die verloren is gegaan door het eerder ten onrechte niet aannemen van gezinsleven en de vernietiging van het eerste besluit op bezwaar niet ten nadele van eiseres komen. Maar verweerder heeft er wel op kunnen wijzen dat tussen de afwijzing van de laatste nareisaanvraag en het indienen van de onderhavige aanvraag ruim tweeëneenhalf jaar is gewacht. Verder weegt in het nadeel van eiseres dat Nederland een restrictief toelatingsbeleid voert en dat eiseres en haar kinderen bij overkomst naar Nederland waarschijnlijk ten laste zouden komen van de openbare kas en de openbare voorzieningen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.