In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de tijdelijke bescherming van eiseres, die was beëindigd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 30 augustus 2023, waarin haar tijdelijke bescherming werd ingetrokken. Echter, op 22 februari 2024 heeft de staatssecretaris meegedeeld dat het bestreden besluit is ingetrokken. De rechtbank heeft vervolgens de eiseres gevraagd of zij haar beroep nog wilde handhaven, maar eiseres heeft hierop niet gereageerd. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiseres geen belang meer heeft bij het voortzetten van het beroep tegen het ingetrokken besluit.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan procesbelang, zoals bedoeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Desondanks heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten die door eiseres zijn gemaakt, omdat het beroep op het moment van instellen terecht was. De proceskosten zijn vastgesteld op € 875, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor rechtsbijstand verleend door een derde.
De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na bekendmaking.