ECLI:NL:RBDHA:2024:8179
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennisgeving bewaring Algerije en de toepassing van de Terugkeerrichtlijn in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser had op 18 april 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, met als doel zijn uitzetting naar Algerije te effectueren. De rechtbank overweegt dat de Terugkeerrichtlijn van toepassing is en dat de belangen van de eiser, zoals genoemd in artikel 5 van deze richtlijn, in de beoordeling moeten worden meegenomen. Echter, de rechtbank concludeert dat de belangen van de eiser niet in de weg staan aan de oplegging van de maatregel, aangezien het terugkeerbesluit in rechte vaststaat en de eiser de plicht heeft om de Unie te verlaten. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de maatregel van bewaring noodzakelijk is en dat er geen lichter middel kan worden opgelegd. De rechtbank wijst erop dat de eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij rechtmatig verblijf heeft in Frankrijk, waar zijn vrouw en kinderen verblijven. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 mei 2024.