ECLI:NL:RBDHA:2024:8179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
NL24.20947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennisgeving bewaring Algerije en de toepassing van de Terugkeerrichtlijn in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser had op 18 april 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, met als doel zijn uitzetting naar Algerije te effectueren. De rechtbank overweegt dat de Terugkeerrichtlijn van toepassing is en dat de belangen van de eiser, zoals genoemd in artikel 5 van deze richtlijn, in de beoordeling moeten worden meegenomen. Echter, de rechtbank concludeert dat de belangen van de eiser niet in de weg staan aan de oplegging van de maatregel, aangezien het terugkeerbesluit in rechte vaststaat en de eiser de plicht heeft om de Unie te verlaten. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de maatregel van bewaring noodzakelijk is en dat er geen lichter middel kan worden opgelegd. De rechtbank wijst erop dat de eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij rechtmatig verblijf heeft in Frankrijk, waar zijn vrouw en kinderen verblijven. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20947

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Kowsari.

Procesverloop

Op 18 april 2024 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 opgelegd.
Verweerder heeft de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep en moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Hij is bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.J. Bentaieb. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2002.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder gemotiveerd dat het belang van de openbare orde de maatregel van bewaring vordert, omdat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, meerdere zware gronden en lichte gronden vermeld en gemotiveerd om dit te onderbouwen.
3. Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het risico op onttrekking en het ontwijken en frustreren van de uitzettingsprocedure en de voorbereiding van het vertrek. Eiser heeft aangegeven dat het in bewaring stellen om de uitzetting te effectueren ook het tenuitvoerleggen van de Terugkeerrichtlijn behelst en daarom ook bij de oplegging van de maatregel rekening moet worden gehouden met de in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn genoemde belangen. Eiser heeft gewezen op zijn vrouw en hun gezamenlijke kinderen die in Frankrijk wonen en allen de Franse nationaliteit hebben. Verweerder heeft geen specifieke 8 EVRM-vragen gesteld voorafgaand aan de oplegging van de maatregel en ook geen motivering opgenomen over het gezins- en familieleven en het belang van de kinderen. Dat zij in Frankrijk wonen, betekent niet dat de belangen van de kinderen geen rol spelen. Eiser hecht er veel belang aan om hier te blijven vanwege de kinderen. Verweerder heeft een nadere onderzoeksplicht gelet op de Chavez-Vilchez-jurisprudentie en gelet op het gezinsleven en het belang van het kind. De besluitvorming is onzorgvuldig en de maatregel is ontoereikend gemotiveerd omdat verweerder dit onvoldoende heeft gedaan. Het lichter middel-onderzoek is onvoldoende zorgvuldig omdat eiser in het gehoor is voorgehouden dat onderzoek wordt gedaan naar de oplegging van een meldplicht in het kader van een lichter middel terwijl er meerdere mogelijkheden zijn om een lichter middel op te leggen. Verweerder is in de maatregel onvoldoende ingegaan op de verklaringen van eiser over zijn gezondheids- en verslavingsproblematiek. Verweerder werkt overigens onvoldoende voortvarend aan het vertrek en zicht op uitzetting ontbreekt omdat eiser ongedocumenteerd is en het lp-traject al geruime tijd duurt. Eiser stelt dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig is en hij onmiddellijk in vrijheid moet worden gesteld.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
5. Op 6 oktober 2023 is de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit omvat tevens een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Dit besluit staat in rechte vast. Eiser heeft dus de plicht om de Unie te verlaten en voor zover hij dit niet doet, heeft verweerder de verplichting om eiser te verwijderen naar Algerije, welk land het land van herkomst van eiser is en welk land ook als land van bestemming is geduid in dit terugkeerbesluit. Dit terugkeerbesluit is de grondslag van de te toetsen maatregel. Eiser heeft niet verzocht om opheffing van dit terugkeerbesluit en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hier redenen voor bestaan. Verweerder dient dit terugkeerbesluit dus ten uitvoer te leggen door eiser te verwijderen. De Terugkeerrichtlijn geeft de mogelijkheid om de derdelander in bewaring te stellen om het gedwongen vertrek te realiseren. Verweerder dient eiser wel te horen voordat hij dat doet. De rechtbank overweegt dat dit gehoor niet tot doel heeft om nogmaals na te gaan of eiser rechtmatig verblijf heeft. Verweerder dient eiser te horen om te onderzoeken of aan de voorwaarden voor een rechtmatige inbewaringstelling wordt voldaan, of de maatregel noodzakelijk is en of de oplegging niet onevenredig bezwarend is. De belangen die in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn zijn opgesomd, zijn niet zonder betekenis, echter in deze procedure staat niet ter beoordeling of die belangen in de weg staan aan de oplegging of tenuitvoerlegging van een terugkeerbesluit. Diezelfde belangen dienen wel kenbaar te worden betrokken bij de vraag of kan worden volstaan met de oplegging van een lichter middel. In dat kader overweegt de rechtbank allereerst dat verweerder terecht aangeeft dat eiser zijn verklaringen dat hij een vrouw en kinderen heeft die allen de Franse nationaliteit hebben op geen enkele manier heeft onderbouwd. De rechtbank merkt hierbij op dat eiser wisselend heeft verklaard of hij gehuwd is of was. Eiser heeft ook verklaard dat hij zijn gezin in 2021 voor het laatst heeft gezien. Eiser heeft niet verklaard dat hij thans rechtmatig verblijf in Frankrijk heeft. Weliswaar heeft eiser adresgegevens verstrekt waar zijn (ex)vrouw en kinderen zouden verblijven. De rechtbank overweegt echter dat gelet op deze feiten en omstandigheden verweerder geen nadere onderzoeksplicht heeft en dus ook niet hoeft na te gaan of eiser een verblijfsrecht in Frankrijk heeft. Indien eiser immers een verblijfsrecht in Frankrijk zou hebben, zal verweerder eiser moeten opdragen om naar Frankrijk terug te keren. Eiser stelt niet dat hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Frankrijk heeft gedaan en stelt ook niet dat hij voldoet aan de voorwaarden om in Frankrijk een afgeleid verblijfsrecht te ontlenen aan de zorg voor zijn minderjarige kinderen. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat aan het belang van het kind gewicht toe moet komen in de bewaringsprocedure en dat het niet relevant is of de kinderen in Frankrijk wonen of in Nederland. De rechtbank volgt dit dus niet. Voor het terugkeerbesluit en de effectuering daarvan is van belang dat eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en ook geen rechtmatig verblijf in Frankrijk heeft. Indien de kinderen in Nederland zouden verblijven, komt aan hun belang gewicht toe bij de vraag of met een lichter middel moet worden volstaan maar niet bij de vraag of de in rechte vaststaande terugkeerplicht moet worden geëffectueerd. Eiser heeft niet gesteld dat hij familieleven uitoefende met zijn kinderen en vrouw en daaraan een verblijfsrecht ontleent of aan de Franse autoriteiten een verblijfsvergunning heeft gevraagd.
Direct voorafgaand aan de huidige maatregel, is eiser in bewaring gehouden op de asielgrondslag. Eiser heeft gedurende de tenuitvoerlegging van de maatregel zijn asielaanvraag ingetrokken en verweerder heeft aansluitend deze maatregel opgelegd. De rechtbank overweegt dat verweerder in dit geval niet bij de oplegging van de maatregel een 3 EVRM-beoordeling hoeft te maken. Verweerder is dus bevoegd om het terugkeerbesluit te effectueren en om eiser in bewaring te stellen om dat doel te bereiken. Eiser heeft zijn stellingen niet onderbouwd en dus niet onderbouwd dat de in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn genoemde belangen thans aan terugkeer in de weg staan of aan de in bewaringstelling in de weg staan.
6. De rechtbank overweegt voorts dat de omstandigheid dat eiser zijn verklaringen over vrouw en kinderen niet heeft onderbouwd ook relevant is bij de beoordeling of verweerder genoegzaam heeft onderzocht of kon worden volstaan met de oplegging van een lichter middel en de beslissing om dat niet te doen voldoende goed heeft gemotiveerd. Verweerder moet een lichter middel opleggen als dat volstaat om het doel van de maatregel te realiseren. Voor zover de stelling van eiser dat hij een vrouw en kinderen in Frankrijk heeft aannemelijk zou moeten worden geacht, heeft te gelden dat deze omstandigheid niet tot de terugkeer van eiser zal leiden. Eiser heeft steevast verklaard niet te zullen terugkeren naar Algerije vanwege zijn kinderen. Het is dan weinig aannemelijk dat indien een lichter middel wordt opgelegd, eiser zich in Nederland beschikbaar zal houden voor terugkeer. Dit zou anders zijn als eiser zou stellen en onderbouwen dat zijn vrouw en kinderen tijdelijk in Nederland zouden verblijven om in afwachting van terugkeer naar Algerije samen tijd door te brengen. Verweerder heeft goed onderzocht of hij moest volstaan met een lichter middel en heeft goed gemotiveerd dat de terugkeer niet zal worden gerealiseerd als hij eiser niet in bewaring kan houden. Eiser heeft gewezen op zijn medische klachten en zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank overweegt dat verweerder hier voldoende vragen over heeft gesteld en ook voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de maatregel niet onevenredig bezwarend acht. Verweerder is uitdrukkelijk en kenbaar ingegaan op de problemen die eiser heeft genoemd en de zorg die voor hem in bewaring beschikbaar zal zijn. Eiser heeft benoemd dat hij verslaafd is aan alcohol, hasjiesj en medicatie. De rechtbank overweegt dat deze omstandigheid de bewaring niet zonder meer onevenredig bezwarend maakt. Eiser heeft hierover verklaard en krijgt bij de oplegging van de maatregel een medische intake waarbij te gelden heeft dat eiser voorafgaand aan deze maatregel ook in bewaring is gehouden en niet heeft verklaard dat hij problemen die verband houden met zijn verslaving heeft ondervonden. Het standpunt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door te suggereren dat een lichter middel het opleggen van een meldplicht is, volgt de rechtbank niet. Daargelaten dat een meldplicht de meest gebruikte vorm is van de oplegging van een lichter middel om te kunnen controleren dat de betrokken persoon zich beschikbaar houdt voor het vertrek, blijkt uit het gehoor duidelijk genoeg dat eiser zal moeten terugkeren naar Algerije en indien een lichter middel wordt opgelegd, hij in vrijheid kan wachten totdat het vertrek zal plaatsvinden. Uit de verslaglegging van het gehoor blijkt niet dat eiser dit niet heeft begrepen of dat zijn verklaringen anders zouden zijn als er een ander voorbeeld van een lichter middel zou zijn gegeven. Het is evident dat eiser niet in het kader van een lichter middel naar Frankrijk kan gaan en in die zin hoeft ook niet nader gemotiveerd te worden wat het belang van zijn kinderen is.
7. De grond dat verweerder niet voortvarend handelt slaagt niet. Verweerder heeft schriftelijk en mondeling toegelicht waarom er een tweede lp-aanvraag is ingediend en dat die aanvraag met meer gegevens is onderbouwd. Verweerder heeft ook toegelicht dat gedurende het lp-traject tijdens deze maatregel actief wordt gerappelleerd. Op 12 januari 2024 is een lp-aanvraag ingediend maar op het moment dat eiser “mob is geweest” en tijdens de bewaring op de asielgrond wordt niet gerappelleerd op de aanvraag. De rechtbank leidt hieruit af dat de enkele duur van dit traject niet betekent dat er geen lp zal worden verstrekt. Verweerder heeft verder toegelicht dat er op 25 april 2024 een tweede lp-aanvraag is gedaan die beter is onderbouwd en ook daarop wordt gerappelleerd. Verder houdt verweerder vertrekgesprekken met eiser. Eiser is volledig passief in het vertrekproces zodat verweerder geheel afhankelijk is van de Algerijnse autoriteiten en nu geen andere activiteiten kan ondernemen om het vertrek te bespoedigen. Verweerder werkt dus voldoende voortvarend aan het vertrek van eiser.
8. De rechtbank overweegt dat zicht op uitzetting naar Algerije in het algemeen niet ontbreekt. Verweerder heeft ter zitting gegevens verstrekt waaruit ook blijkt dat lp’s worden afgegeven voor zogenoemde ongedocumenteerde Algerijnen. In het geval van eiser zijn er ook geen indicaties dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Het lp-traject is gestart en verweerder rappelleert actief. Dat er in de periode waarbinnen eiser thans op deze maatregel in bewaring wordt gehouden nog geen datum voor een presentatie is, maakt dit niet anders.
9. De rechtbank concludeert dat de gronden niet slagen. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de zware en lichte gronden terecht aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank heeft ter zitting met partijen besproken dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht zoals de Afdeling die uiteen heeft gezet in de uitspraak van 15 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4180). De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 mei 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:7941). De rechtbank heeft partijen ter zitting gevraagd naar hun belangen en overweegt dat de belangenafweging in het voordeel van verweerder uitvalt. Eiser is mondeling op de hoogte gesteld van de redenen van inbewaringstelling en heeft een algemene folder ontvangen. Verder is het belang van verweerder groot om eiser in bewaring te houden gelet op de eerdere procedures van eiser, zijn mob-meldingen, het onttrekkingsrisico, zijn proceshouding en zijn bij herhaling ingenomen standpunt dat hij niet zal terugkeren naar Algerije.
10. De met een beroep gelijkgestelde kennisgeving is ongegrond. Eiser komt niet in aanmerking voor schadevergoeding en de rechtbank zal geen proceskostenveroordeling uitspreken.
11. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M.J. Caris, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 29 mei 2024.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.