ECLI:NL:RBDHA:2024:819

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
NL24.508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet

Op 29 augustus 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2024 behandeld, waarbij eiser via telehoren aanwezig was vanuit het detentiecentrum in Rotterdam, terwijl de gemachtigde en de tolk in Groningen aanwezig waren. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, aangezien er zicht op uitzetting bestaat. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting is en dat hij lijdt onder diverse medische klachten. De staatssecretaris heeft echter aangegeven dat er voldoende voortvarend wordt gehandeld en dat er recent vertrekgesprekken met eiser zijn gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris actief werkt aan de uitzetting en dat er geen reden is om aan te nemen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.508

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A van Ittersum).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 29 augustus 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met de kennisgeving van het voortduren van de maatregel in de zaak met nummer NL24.1655, op 19 januari 2024 met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiser is verschenen in het detentiecentrum in Rotterdam. De gemachtigde van eiser en de tolk zijn verschenen op de rechtbank in Groningen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al tweemaal eerder heeft getoetst. Uit de meest recente uitspraak van 9 november 2023 (in de zaak NL23.33845) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 3 november 2023 rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 3 november 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
Standpunten partijen
3. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is op redelijke termijn. Eiser stelt hiertoe dat de laissez-passer (lp) aanvraag is ingediend op 25 juli 2023 en dat er nog geen lp is verstrekt. Eiser geeft aan te willen meewerken en een vrijwilligersbrief te hebben geschreven die aan de Marokkaanse autoriteiten is overgelegd. Eiser stelt geen contact met familie te hebben en ook geen documenten te hebben die zijn identiteit of nationaliteit bevestigen. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel, omdat de bewaring hem wegens diverse medische klachten erg zwaar valt. Eiser stelt dat hij zich in afwachting van de procedure aan de meldplicht wil houden.
4. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat er zicht op uitzetting bestaat en dat er voldoende voortvarend wordt gehandeld. De staatssecretaris geeft ter zitting aan dat er op 16 januari 2024 nog een vertrekgesprek met eiser is gevoerd en dat er op 2 januari 2024 nog is gerappelleerd op de lp-aanvraag. Voor het zicht op uitzetting stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat hij hiervoor afhankelijk is van de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten. De staatssecretaris stelt zich verder op het standpunt dat niet kan worden volstaan met een lichter middel, omdat het risico op onttrekking, zoals in eerdere procedures is aangenomen, nog steeds bestaat. Tevens voert de staatssecretaris aan dat er nog geen verzwaarde belangenafweging hoeft plaats te vinden , omdat de inbewaringstelling nog geen zes maanden duurt. Voorts voert de staatssecretaris aan dat eiser niet actief en niet volledig meewerkt aan zijn uitzetting en dat hij geen inspanningen verricht om documenten te overleggen, waaruit zijn identiteit of nationaliteit blijkt, wat wel van eiser mag worden verwacht.
Oordeel van de rechtbank
5. De inbewaringstelling is in strijd met artikel 59, van de Vw en het Unierecht als zicht op uitzetting ontbreekt. Voor dat oordeel ziet de rechtbank geen aanleiding. De autoriteiten van Marokko werken mee aan het verstrekken van reisdocumenten en ook vinden er nationaliteitsbevestigingen plaats. De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 14 juni 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:8706). Nu de Marokkaanse autoriteiten voldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van de voor uitzetting benodigde documenten, is er geen grond voor het oordeel dat zij geen lp op naam van eiser willen verstrekken. Aan de Marokkaanse autoriteiten mag enige tijd worden gegund om het onderzoek naar de nationaliteit en identiteit van eiser te voltooien. Eiser heeft verklaard te willen terugkeren naar Marokko. Eiser kan dus zelf initiatieven nemen om zijn terugkeer te versnellen. Hieruit kan niet worden afgeleid dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat de staatssecretaris op 25 juli 2023 een lp-aanvraag naar de Marokkaanse autoriteiten heeft verzonden. Ook blijkt hieruit dat, sinds de sluiting van het onderzoek op 3 november 2023, de staatssecretaris drie keer schriftelijk heeft gerappelleerd op de lp-aanvraag, laatstelijk op 2 januari 2024. Uit de voortgangsrapportage en het ter zitting verhandelde volgt verder dat de staatssecretaris op 28 november 2023, 28 december 2023 en 16 januari 2024 vertrekgesprekken met eiser heeft gevoerd. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hiermee actief en voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser.
5.2.
Verder heeft de rechtbank eerder, bij uitspraak van 13 september 2023 (NL23.25498), geoordeeld dat de staatssecretaris af mocht zien van een lichter middel. In wat eiser nu aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiser stelt diverse medische klachten te hebben. De rechtbank overweegt dat de medische zorgverlening binnen een detentiecentrum gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij, voor zover hij (psychische) zorg nodig zou hebben, deze niet kan krijgen in het detentiecentrum. Ook is niet komen vast te staan dat de detentie in bewaring voor eiser onevenredig bezwarend is geweest of dat hij detentieongeschikt is. Eiser heeft dit namelijk ook niet onderbouwd. Alleen zijn eigen verklaringen daarover (dat hij het zwaar heeft in bewaring, dat de bewaring mentaal belastend is en dat hij last heeft van fysieke klachten) zijn daartoe onvoldoende.
Conclusie en gevolgen
6. De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op zitting op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.