ECLI:NL:RBDHA:2024:8193

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
nl23.37187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag door Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, behandeld. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 11 september 2023, waarin de staatssecretaris was opgedragen binnen zes weken opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt dat de staatssecretaris deze termijn heeft overschreden.

De rechtbank oordeelt dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet vereist is. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn een nieuw besluit heeft genomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 31 oktober 2023 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt de staatssecretaris op om alsnog binnen zes weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op 29 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37187

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,geboren op [geboortedatum] ,van Nigeriaanse nationaliteit,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, staatssecretaris.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 11 september 2023 in de zaak met nummer NL23.21817. In die uitspraak staat dat de staatssecretaris binnen zes weken opnieuw moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat de staatssecretaris dat volgens haar niet tijdig heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. De staatssecretaris heeft niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn opnieuw een besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Eiseres heeft de staatssecretaris op
31 oktober 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Het beroep is kennelijk gegrond. Omdat de staatssecretaris nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat hij dit alsnog moet doen.
5. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank, gelet op de jurisprudentie ter zake (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353) een rechterlijke dwangsom opleggen en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b van de Awb bepalen dat de staatssecretaris alsnog een besluit bekend dient te maken op de asielaanvraag van eiser. In de uitspraak van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het 8+8-wekenmodel passend geacht.
6. De rechtbank is van oordeel dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden is overschreden in beginsel een kortere termijn dan volgens het 8+8-wekenmodel dient te worden gegeven om een beslissing te nemen op de asielaanvraag. Anderzijds blijft het van belang dat de beslissing op zorgvuldige wijze wordt genomen. De rechtbank zal daarom tot uitgangspunt nemen dat de staatssecretaris in zo’n geval binnen acht weken op de asielaanvraag dient te beslissen. Bijzondere omstandigheden kunnen voor de rechtbank aanleiding zijn om van dit uitgangspunt af te wijken door de staatssecretaris een andere termijn te geven. In dit geval is gebleken van dergelijke omstandigheden. In de uitspraak van 11 september 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Gelet op deze uitspraak acht de rechtbank het niet onmogelijk voor de staatssecretaris om op zorgvuldige wijze binnen zes weken een besluit te nemen. Dit betekent dat de staatssecretaris binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
7. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat op 18 juli 2023 reeds een nader gehoor heeft plaatsgevonden.
8. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
9. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.