ECLI:NL:RBDHA:2024:8374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
NL24.3025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had op 28 januari 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag van 2 oktober 2022. Op 19 februari 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen en een verblijfsvergunning asiel verleend aan eiser, geldig tot 2 oktober 2027. Verweerder stelde echter dat hij geen dwangsom verschuldigd was wegens het niet tijdig beslissen. Eiser handhaafde zijn beroep op 20 februari 2024, ondanks de inwilliging van zijn aanvraag.

De rechtbank oordeelt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank wijst erop dat volgens artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het procesbelang ontbreekt. Eiser had ook bezwaar tegen het besluit van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd waren, maar de rechtbank stelt vast dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor verweerder geen dwangsommen kan verbeuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen procesbelang meer is. Eiser heeft echter recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3025

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser 28 januari 2024 heeft ingesteld omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn asielaanvraag van 2 oktober 2022.
Op 19 februari 2024 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist. Verweerder heeft daarbij een verblijfsvergunning asiel aan eiser verleend met ingang van 2 oktober 2022, geldig tot 2 oktober 2027. Verweerder heeft in het besluit verder vermeld dat hij geen dwangsom verschuldigd is wegens het niet tijdig beslissen.
Vervolgens heeft eiser de rechtbank op 20 februari 2024 bericht dat hij het beroep handhaaft.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] .

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, stelt de rechtbank vast dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, zodat eiser gelet op het bepaalde in artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiser heeft zijn beroep willen handhaven omdat verweerder in het besluit van 19 februari 2024 heeft geconcludeerd dat hij aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is en omdat verweerder in het besluit ook niets heeft gezegd over de proceskosten.
3. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Om die reden kan verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen verbeuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 30 november 2022 [2] geoordeeld dat de Tijdelijke wet in zoverre niet in strijd is met het Unierecht. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiser met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
4. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling levert de enkele vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken geen procesbelang op. [3]
Artikel 8:75 van de Awb stelt namelijk niet de eis dat de partij die in de proceskosten wordt veroordeeld in het ongelijk is gesteld. Indien, afgezien van de vraag of aanleiding bestaat tot een proceskostenveroordeling over te gaan, geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de zaak, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Eiser heeft recht op een vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten in het kader van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
3.zie bijvoorbeeld uitspraak 31 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:650