ECLI:NL:RBDHA:2024:8375
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en procesbelang
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 mei 2024, staat het beroep centraal dat eiser heeft ingesteld op 30 januari 2024. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het feit dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 7 oktober 2022. Op 2 mei 2024 heeft de staatssecretaris alsnog een beslissing genomen en een verblijfsvergunning asiel verleend aan eiser, met terugwerkende kracht tot 7 oktober 2022, geldig tot 7 oktober 2027. Echter, de staatssecretaris heeft in zijn besluit aangegeven dat er geen dwangsom verschuldigd is wegens het niet tijdig beslissen.
Eiser heeft op 3 mei 2024 de rechtbank geïnformeerd dat hij zijn beroep handhaaft. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft met betrekking tot het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank stelt vast dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsommen aan eiser kan verbeuren.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van de zaak. Wel heeft eiser recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.