ECLI:NL:RBDHA:2024:8462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL24.17776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Sierra Leoonse, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen. Eiseres heeft op 30 mei 2024 haar beroep ter zitting toegelicht, waarbij zowel haar gemachtigde als die van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.

De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland op 12 februari 2024 een verzoek om terugname naar Frankrijk gedaan, dat door Frankrijk op 20 februari 2024 is aanvaard. Eiseres heeft aangevoerd dat het besluit onzorgvuldig is, omdat er details in haar aangifte van mensenhandel zijn die niet zijn meegenomen. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris in een Dublinprocedure niet hoeft te beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor een reguliere vergunning, en dat het niet meenemen van de aangifte niet als onzorgvuldig kan worden aangemerkt.

Verder heeft eiseres betoogd dat zij nooit om asiel heeft gevraagd in Frankrijk, maar de rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris er in beginsel van mag uitgaan dat de Franse autoriteiten hun verantwoordelijkheden nakomen. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat de Franse autoriteiten ten onrechte het claimverzoek hebben geaccordeerd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken, en dat het beroep ongegrond is verklaard. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17776

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en dat het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan op 12 februari 2024. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard op 20 februari 2024.
Onzorgvuldig in de zin van artikel 3:2 van de Awb?
5. Eiseres voert aan dat in het bestreden besluit onzorgvuldig is in de zin van artikel 3:2 van de Awb. [2] De details, die zijn opgenomen in de aangifte van mensenhandel, hadden kunnen leiden tot toepassing van artikel 16 of artikel 17 van de Dublinverordening. De staatssecretaris heeft ten onrechte geen kennis genomen van deze stukken. De rechtbank overweegt dat er sprake is van twee gescheiden procedures: het vaststellen van de verantwoordelijke lidstaat (de Dublinprocedure) en de reguliere verblijfsrechtelijke procedure, die ambtshalve is gestart door de aangifte mensenhandel. De Afdeling heeft in de uitspraak van 25 februari 2021 [3] geoordeeld dat de staatssecretaris in een Dublinprocedure niet toekomt aan de vraag of een vreemdeling in aanmerking komt voor een reguliere vergunning. De aangifte van mensenhandel heeft geen invloed op de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van het asielverzoek. Het niet meenemen van de aangifte in het bestreden besluit kan daarom niet als onzorgvuldig worden aangemerkt.

Verantwoordelijke lidstaat

6. Verder voert eiseres aan dat zij nooit om asiel heeft gevraagd in Frankrijk maar enkel haar vingerafdrukken heeft gegeven. De Eurodac-treffer van 26 januari 2024 bevat weinig informatie en volgens eiseres is het opmerkelijk dat in het onderwerp van het verzoek tot terugname ‘Kroatië’ is genoemd. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris, mede gelet op artikelen 24, vijfde lid en 25, eerste lid, van de Dublinverordening, er in beginsel van uit mag gaan dat de autoriteiten van een aangezochte lidstaat, die uitdrukkelijk met een terugnameverzoek hebben ingestemd, hebben onderzocht of zij verantwoordelijk zijn voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres en juist hebben vastgesteld dat zij dat zijn. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van
24 april 2018 [4] , en zoals ter zitting door de staatssecretaris aangevoerd, uit de uitspraak van 24 april 2023. [5] Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten of tegenbewijs aangedragen waaruit blijkt dat de Franse autoriteiten ten onrechte het claimverzoek hebben geaccordeerd. Bovendien volgt uit de verklaringen van eiseres dat zij erkent een visum in Frankrijk te hebben gehad, dat zij via Frankrijk is ingereisd en daarnaast dat door de Franse autoriteiten is aangeven dat eiseres moest vertrekken. Overigens maakt de ogenschijnlijk kennelijke verschrijving in de onderwerpregel van het verzoek tot terugname het voorgaande niet anders.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
7. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Frankrijk niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Zij verwijst ter onderbouwing van dit standpunt op het AIDA-rapport update 2021, het artikel van Wynia’s week van 3 september 2022, een artikel van de Groene Amsterdammer van 30 maart 2022, twee artikelen van het NOS van 7 en 8 juni 2023, een artikel van RTL van 12 mei 2023, een uitspraak van het EHRM (M.K. and Others v. France, ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD003434918) en ten slotte een rapport van het US Department of state, 2023 Trafficking in Persons: France.
7.1. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er volgens de rechtbank in het algemeen van uitgaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. De Afdeling heeft dit standpunt meermaals bevestigd in haar uitspraken van 9 oktober 2023 [6] en, ter zitting aangevoerd door de staatssecretaris, meer recentelijk op 27 februari 2024. [7] In de door eiseres aangehaalde rapporten en artikelen ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Verder hebben de Franse autoriteiten met het expliciete claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiseres in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de Franse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen, die voortvloeien uit de verdragen en Europese richtlijnen, die horen bij de behandeling van een asielaanvraag. Indien eiseres in Frankrijk wordt geconfronteerd met problemen in de asielprocedure, opvangvoorzieningen, of anderszins, kan van haar worden verwacht dat zij zich beklaagt bij de (hogere) Franse autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor haar niet is of dat de Franse autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen, dan wel dat het zoeken van hulp bij voorbaat zinloos is.
Artikel 17 van de Dublinverordening
8. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat eiseres als kwetsbaar dient te worden aangemerkt en verwijst in dat kader naar de arresten Tarakhel [8] en Popov. [9] Daarnaast wijst eiseres op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, met zaaknummer NL24.2985 van 29 februari 2024. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het betoog van eiseres geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. De staatssecretaris heeft gemotiveerd dat de omstandigheden, zoals eiseres die heeft geschetst en die als zodanig ook niet worden betwist, als asielmotieven bij de autoriteiten van Frankrijk naar voren kunnen worden gebracht. In deze procedure gaat het alleen om de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek. Voorts heeft eiseres niet onderbouwd met (medische) documenten dat er sprake is van (ernstige) psychische gevolgen of klachten door haar ervaringen in Frankrijk. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen geen toepassing te willen geven aan zijn discretionaire bevoegdheid uit artikel 17 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht
8.ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712
9.ECLI:CE:ECHR:2012:0119JUD003947207