ECLI:NL:RBDHA:2024:8525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
23/6051
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor militair invaliditeitspensioen na letsel tijdens training

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de staatssecretaris van Defensie inzake zijn aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen (MIP) beoordeeld. Eiser, die sinds januari 2005 in dienst is bij de Koninklijke Landmacht, heeft tijdens een warmweertraining in Zaragoza in 2007 zijn rechterenkel verstuikt. De rechtbank moet vaststellen of dit letsel kan worden gekwalificeerd als een dienstongeval. De staatssecretaris heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een MIP, omdat de mate van invaliditeit niet voldoet aan de vereiste 10%. Eiser heeft bezwaar gemaakt en in het bestreden besluit is zijn invaliditeit ten aanzien van een bipolaire stoornis verhoogd, maar de staatssecretaris blijft bij het standpunt dat er geen sprake is van een verergerend dienstverband met betrekking tot het enkelletsel.

De rechtbank heeft de zaak op 25 maart 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het aan de staatssecretaris is om medisch onderzoek te laten uitvoeren en dat eiser de conclusies van dit onderzoek moet betwisten. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de warmweertraining onder bijzondere omstandigheden heeft plaatsgevonden die een verhoogd risico op letsel met zich meebrachten. Het ontbreken van een proces-verbaal van het ongeval wordt niet als een tekortkoming van de staatssecretaris gezien. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser krijgt de proceskosten vergoed en het betaalde griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6051

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.E.P. van Zandbergen),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: H.J.A. Aerts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling van de hoogte van zijn militair invaliditeitspensioen (hierna: MIP).
1.1.
Bij het besluit van 5 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een MIP. Bij het besluit van 2 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en besloten dat eiser alsnog in aanmerking komt voor een MIP.
1.2.
Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn partner en zijn gemachtigde. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Eiser was sinds januari 2005 in dienst bij de Koninklijke Landmacht. Tijdens een warmweertraining op een militair oefenterrein in Zaragoza in 2007 heeft eiser bij een sprong uit een helikopter zijn rechterenkel verstuikt. Uiteindelijk is dit letsel gediagnosticeerd als een posttraumatisch posteriomediaal impingement van de rechterenkel. Verder is eiser in de periode van oktober 2010 tot en met januari 2011 uitgezonden geweest naar Afghanistan, waar hij traumatische ervaringen heeft beleefd. Uiteindelijk is eiser in juni 2015 ziekgemeld wegens psychische klachten.
2.2
Vanwege het voornemen om eiser op medische gronden te ontslaan heeft een nieuw Militair Geneeskundig Onderzoek (MGO) plaatsgevonden. In het rapport van dit MGO van 15 juli 2022 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden van de mate van de invaliditeit van eiser in het kader van de pensioenkeuring. Hierbij is verwezen naar het eerdere MGO waarbij een mate van invaliditeit van 6,25% is vastgesteld. In het MGO van 2022 is ten aanzien van de bipolaire stoornis type I de mate van invaliditeit bijgesteld naar 8,75%. Verder wordt de conclusie van het MGO van 8 mei 2018 overgenomen dat ten aanzien van de posttraumatisch posteriomediaal impingement van de rechterenkel geen verergerend dienstverband kan worden vastgesteld. Daarmee komt de totale mate van invaliditeit op 8,75%. Eiser voldoet daarmee niet aan de eis dat er sprake moet zijn van een mate van invaliditeit van ten minste 10% om in aanmerking te komen voor de toekenning van een MIP. [1] Op 5 augustus 2022 heeft verweerder dit met het primaire besluit aan eiser medegedeeld.
2.3.
In bezwaar heeft de verzekeringsarts geadviseerd ten aanzien van de bipolaire stoornis type I een mate van invaliditeit aan te nemen van 13,75%. Verweerder heeft dit advies overgenomen in het bestreden besluit en eiser alsnog een MIP toegekend. Ten aanzien van letsel aan de rechterenkel blijft verweerder bij het standpunt dat er geen sprake is van een verergerend dienstverband.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser wijst erop dat hij in zijn bezwaarschrift had verzocht om een vergoeding van de kosten van de door hem geraadpleegde medisch adviseur M. Blom. Door de gegrondverklaring van zijn bezwaarschrift komt hij daar immers voor in aanmerking. Verweerder is hier in het bestreden besluit echter geheel aan voorbij gegaan. Verder stelt eiser dat ten aanzien van het letsel aan zijn rechterenkel eveneens een verergerend dienstverband moet worden aangenomen. Het uit een helikopter springen dient te worden gekwalificeerd als het realistisch nabootsen van een oorlogssituatie. Bovendien konden bij de oefening niet alle normaal gebruikelijke veiligheidsmaatregelen worden gehandhaafd. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden om het ongeval aan te merken als een dienstongeval. [2] Dat er geen proces-verbaal van het ongeval is opgemaakt en er daardoor weinig informatie beschikbaar is, kan niet aan eiser worden toegerekend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Verweerder heeft in zijn verweerschrift te kennen gegeven in het bestreden besluit ten onrechte te hebben nagelaten de kosten van de door eiser geraadpleegde medisch adviseur Blom voor vergoeding in aanmerking te laten komen. Verweerder zal alsnog de factuur uitbetalen. Dat betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
5. Niet in geschil tussen partijen is de door verweerder bij het bestreden besluit vastgestelde mate van invaliditeit van 13,75% ten aanzien van de bipolaire stoornis type I bij eiser. De vraag die partijen verdeeld houdt is of verweerder op goede gronden heeft kunnen besluiten dat er geen sprake is van invaliditeit met dienstverband ten aanzien van het letsel aan de rechterenkel van eiser.
6. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het aan verweerder is om naar aanleiding van een aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen medisch onderzoek te laten uitvoeren en op basis daarvan een beoordeling te verrichten van de invaliditeit van de aanvrager en het verband met de dienst. Als verweerder op grond van het medisch onderzoek concludeert dat geen sprake is van invaliditeit met dienstverband, ligt het vervolgens op de weg van eiser om de conclusies van de door verweerder gevolgde medische advisering gemotiveerd in twijfel te trekken. Het is dus aan eiser om twijfel te zaaien over de conclusie van verweerder dat van invaliditeit met dienstverband in zijn geval geen sprake is. [3]
7. Verder is volgens vaste rechtspraak van de hoogste ambtenarenrechter voor het oefenen onder buitengewone of daarmee vergelijkbare omstandigheden kenmerkend dat de desbetreffende oorlogstaak wordt gedaan onder nabootsing van bijzondere omstandigheden, zoals die zich daadwerkelijk bij operationeel optreden in een oorlogssituatie kunnen voordoen en waarbij deze bijzondere omstandigheden een verhoogd risico op verwonding of letsel met zich meebrengen. In het algemeen zal dit verhoogde risico aanwezig zijn wanneer, juist om de oorlogssituatie realistisch na te bootsen, niet alle normaal gebruikelijke veiligheidsmaatregelen (kunnen) worden gehandhaafd. [4]
8. Tussen partijen is niet in geschil dat het letsel is opgetreden tijdens een warmweer oefening waar eiser aan heeft deelgenomen. Van dit incident is geen proces-verbaal ongeval beschikbaar. Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheid volgt dat van elk ongeval dat aan een militair in werkelijke dienst tijdens de uitoefening van de dienst is overkomen, zo spoedig mogelijk een proces-verbaal wordt opgemaakt. Uit dit artikel valt ook af te leiden dat het opmaken van een dergelijk proces-verbaal een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de militair en zijn commandant. Dat het ontbreken van het proces-verbaal voor rekening en risico van verweerder moet komen zoals eiser stelt, wordt dan ook niet gevolgd.
9. Uit de wel beschikbare stukken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de warmweertraining in Zaragoza werd verricht onder nabootsing van bijzondere omstandigheden, zoals die zich daadwerkelijk bij operationeel optreden in een oorlogssituatie kunnen voordoen en waarbij deze bijzondere omstandigheden een verhoogd risico op letsel met zich hebben meegebracht. Anders dan eiser betoogt, is het feit dat hij uit een helikopter is gesprongen daartoe op zichzelf onvoldoende. Niet is gebleken dat niet alle normaal gebruikelijke veiligheidsmaatregelen tijdens de oefening werden gehandhaafd. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder heeft kunnen komen tot het besluit er geen sprake is van invaliditeit met dienstverband ten aanzien van het letsel aan de rechterenkel van eiser.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van dit besluit in stand laten.
11. Verweerder moet de kosten die eiser heeft gemaakt voor deze procedure vergoeden. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten (hierna: Bpb) als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan ook € 1.750,-.
12. Eiser krijgt tevens het betaalde griffierecht van € 50,- vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:534.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1214.
4.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:534.