ECLI:NL:RBDHA:2024:8645

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL23.28473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van tijdelijke bescherming en niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 24 augustus 2023, waarin hem werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen. Echter, op 20 februari 2024 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat de uitkomst kennelijk vaststond.

De rechtbank heeft eiser gevraagd of hij zijn beroep nog wilde handhaven, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eiser geen belang meer had bij het voortzetten van het beroep tegen het ingetrokken besluit. De rechtbank heeft het beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang. Desondanks heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten die door eiser zijn gemaakt, vastgesteld op € 875, voor rechtsbijstand verleend door een derde.

De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28473

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 24 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Bij brief van 20 februari 2024 heeft verweerder meegedeeld dat hij het bestreden besluit heeft ingetrokken.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dat betekent dat de uitkomst op voorhand buiten redelijke twijfel staat. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. Op 21 februari 2024 heeft de rechtbank aan eiser gevraagd om aan te geven of eiser zijn beroep nog wil handhaven, gelet op de intrekking van het bestreden besluit. Eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank stelt vast dat eiser geen belang meer heeft bij het voortzetten van dit beroep tegen het ingetrokken besluit. [1]
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang.
4. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32, volgt dat het beroep op het moment van instellen terecht was. Daarom veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van
€ 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5415.